성경

 

Klaagliederen 2:16

공부

       

16 Pe. Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij hebben hem gevonden, wij hebben hem gezien.

스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6524

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

6524. De ouderen van zijn huis; dat dit betekent die welke zouden samenstemmen met het goede, staat vast uit de betekenis van de ouderen, namelijk de voornaamste dingen van de wijsheid, dus die overeenstemmen met het goede, waarover hierna; en uit de betekenis van het huis, namelijk het goede, waarover de nrs. 2559, 3652, 3720, 4982.

Dat de ouderen de voornaamste dingen van de wijsheid zijn, komt omdat de Ouden in het Woord de wijzen betekenen en in de zin die los staat van de persoon, de wijsheid; aangezien de twaalf stammen van Israël alle ware en goede dingen in samenvatting betekenden, waren over hen vorsten en eveneens ouderen gesteld en met de vorsten werden de primaire ware dingen aangeduid, die van het inzicht zijn en met de ouderen de voornaamste dingen van de wijsheid, dus die van het goede zijn; dat de vorsten de primaire ware dingen betekenen, die van het inzicht zijn, nrs. 1482, 2089, 5044;

dat echter de ouderen de voornaamste dingen van de wijsheid betekenden en de Ouden de wijsheid, blijkt uit deze plaatsen, bij David:

‘Zij zullen Jehovah verheffen in de vergadering des volks en in de zitting der ouden zullen zij Hem loven’, (Psalm 107:32);

de vergadering des volks staat voor hen die in de ware dingen zijn die van het inzicht zijn, want van vergadering wordt gesproken met betrekking tot de ware dingen, nrs. 1259, 1260, 2928, 3295, 3581;

de zitting der ouden staat voor hen die in het goede zijn, dat van de wijsheid is; de wijsheid immers is van het leven en dus van het goede; het inzicht echter is van de erkentenissen, dus van het ware, nr. 1555.

Bij dezelfde:

‘Meer dan de ouden ben ik wijs, omdat ik Uw bevelen heb bewaard’, (Psalm 119:100);

de ouden staan klaarblijkend voor de wijze. Evenzo bij Job:

‘In de ouden is de wijsheid, in de lengte der dagen het inzicht’, (Job 12:12).

Bij Mozes:

‘Voor het grijze haar zult gij opstaan en eren zult gij de aangezichten des ouden’, (Leviticus 19:32);

dit was bevolen omdat de ouden de wijsheid uitbeeldden.

Bij Johannes:

‘Op de tronen zag ik de vierentwintig ouderen zittende, bekleed met witte bekleedselen, die op hun hoofden gouden kronen hadden’, (Openbaring 4:4);

de ouderen staan voor de dingen die van de wijsheid zijn, dus die van het goede zijn; dat de ouderen die dingen zijn, blijkt uit de beschrijving, namelijk dat zij op tronen zaten, bekleed waren met witte bekleedselen en gouden kronen op de hoofden hadden; de tronen immers zijn de ware dingen van het inzicht vanuit het goede dat van de wijsheid is, nr. 5313;

de witte bekleedselen eender; dat de bekleedselen de ware dingen zijn, nrs. 1073, 4545, 4763, 5248, 5954;

en dat van het witte wordt gesproken met betrekking tot het ware, nrs. 3301, 5319;

de gouden kronen op de hoofden zijn de goede dingen van de wijsheid; het goud immers is het goede van de liefde, nrs. 113, 1551, 1552, 5658;

en het hoofd is het hemelse, waar de wijsheid is, nrs. 4938, 4939, 5328, 6436; wijzen worden diegenen genoemd die in de derde of binnenste hemel zijn, inzichtsvollen echter zij die in de middelste of tweede hemel zijn, dus degenen die de Heer niet zo dicht nabij zijn.

Bij dezelfde:

‘Alle engelen stonden rondom de troon en de ouderen en de vier dieren’, (Openbaring 7:11);

de ouderen ook voor de dingen die van de wijsheid zijn. Ook in deze volgende plaatsen; bij Jesaja:

‘De knaap zal zich verheffen tegen de oude en de verachte tegen de geëerde’, (Jesaja 3:5).

Bij dezelfde:

‘Jehovah Zebaoth zal regeren in de berg Zions en in Jeruzalem en voor haar ouderen zal heerlijkheid zijn’, (Jesaja 24:23).

Bij Jeremia:

‘Mijn priesters en mijn ouderen hebben in de stad de geest gegeven, omdat zij spijze voor zich hebben gezocht om daarmee hun ziel te verkwikken’, (Klaagliederen 1:19).

Bij dezelfde:

‘Haar koning en haar vorsten onder de natiën; geen wet; zij zitten op de aarde, zij zwijgen stil, de ouderen der dochter Zions’, (Klaagliederen 2:9, 10).

Bij dezelfde:

‘Zij hebben de vrouwen in Zion verkracht, de maagden in de steden van Jehudah, de vorsten zijn door hun hand opgehangen, de aangezichten der ouden zijn niet geëerd geweest, de ouderen hielden op aan de poort’, (Klaagliederen 5:11, 12, 14).

Bij Ezechiël:

‘Ellende zal op ellende komen en er zal gerucht op gerucht zijn; derhalve zullen zij van de profeet het gezicht zoeken, maar de wet is vergaan van de priester en de raad van de ouderen; de koning zal rouwen en de vorst zal met verbijstering bekleed zijn’, (Ezechiël 7:26, 27).

Bij Zacharia:

‘Nog zullen er oude mannen en vrouwen wonen in de straten van Jeruzalem en de man in wiens hand zijn staf is vanwege de veelheid der dagen’, (Zacharia 8:3, 4).

Opdat de ouderen de dingen zouden uitbeelden die van de wijsheid zijn, werd er van de geest van Mozes genomen en aan hen gegeven, waardoor zij profeteerden, (Numeri 11:16).

De ouderen staan in de tegenovergestelde zin voor de dingen die strijdig zijn met de wijsheid, (Ezechiël 8:11, 12).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3986

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

3986. En Jehovah heeft u gezegend aan mijn voet; dat dit betekent uit het Goddelijke dat van het natuurlijke was, staat vast uit de betekenis van Jehovah zegende, namelijk met het goede begiftigd worden, waarover de nr. 3406 en de verbinding, nrs. 3504, 3514, 3530, 3565, 3584; dus is ‘Jehovah zegenen’ begiftigd worden met het Goddelijk goede door de verbinding, hier met het goede van het natuurlijke, dat door Jakob wordt uitgebeeld. Het is het natuurlijke dat door de voet wordt aangeduid; dat de voet het natuurlijke is, zie de nrs. 2162, 3147, 3761;

en verder zal het vaststaan uit de overeenstemming van de Grootste Mens met de afzonderlijke dingen bij de mens, aan het einde van de hoofdstukken. Vandaar blijkt dat door ‘Jehovah heeft u gezegend aan mijn voet’ wordt aangeduid uit het Goddelijke dat van het natuurlijke was. De verborgenheid die in deze dingen en in die hieraan voorafgaan, schuilt, is aan weinigen, zo al iemand, bekend en daarom moet zij onthuld worden. De goede dingen die bij de mensen zowel binnen de Kerk als buiten de Kerk zijn, zijn geheel en al verschillend en wel zozeer verschillend, dat het goede van de ene mens niet volslagen gelijk is aan het goede van de andere; de verscheidenheden ontstaan door de ware dingen waarmee de goede dingen worden verbonden; want elk goede heeft zijn hoedanigheid uit de ware dingen en de ware dingen hebben hun wezenlijkheid uit de goede dingen; de verscheidenheden ontstaan ook uit de aandoeningen die van ieders liefde zijn en deze worden aan de mens ingeworteld en toegeëigend door zijn leven; er zijn bij de mens, ook binnen de Kerk, weinig echte ware dingen en nog minder bij de mens buiten de Kerk; vandaar zijn er zelden aandoeningen van het echte ware; maar toch worden degenen die in het goede van het leven zijn of die in de liefde tot de Heer en in de naastenliefde jegens de naaste leven, gezaligd; dat zij gezaligd kunnen worden, komt daarvandaan dat het Goddelijke van de Heer is gelegen in het goede van de liefde tot de Heer en in het goede van de naastenliefde jegens de naaste en waar het Goddelijke in is, daar worden alle dingen in orde geschikt zodat zij met de echte goede en de echte ware dingen die in de hemelen zijn, verbonden kunnen worden; dat dit zo is, kan vaststaan uit de gezelschappen die de hemel samenstellen en die ontelbaar zijn en die alle en elk afzonderlijk ten aanzien van het goede en ware verschillend zijn; niettemin vormen zij samen één enkele hemel . Het is daarmee zo gesteld als met de leden en organen van het menselijk lichaam, die, hoewel zij overal verschillend zijn, toch één mens samenstellen; want nooit wordt een eenheid, wanneer het met meerdere eenheden wordt opgebouwd, uit eenheden opgebouwd die hetzelfde zijn of die volstrekt eender zijn, maar uit verschillende die harmonisch verbonden zijn, geven één geheel; evenzo is het gesteld met de goede en ware dingen in de geestelijke wereld, die hoewel zij verschillend zijn en wel dermate dat zij niet volstrekt eender zijn bij de een als bij de ander, toch één maken uit het Goddelijke door de liefde en de naastenliefde, want de liefde en de naastenliefde is de geestelijke verbinding; hun verscheidenheid is de hemelse harmonie en deze maakt zo’n samenstemming dat zij één zijn in het Goddelijke, dat wil zeggen, in de Heer. Bovendien zijn het goede van de liefde tot God en het goede van de naastenliefde jegens de naaste, hoezeer de ware dingen ook verschillend zijn en hoezeer de aandoeningen van het ware ok verschillend zijn, niettemin ontvankelijk voor het echte ware en goede, want zij zijn om zo te zeggen niet hard en weerbarstig, maar als het ware zacht en meegaand, want zij laten zich door de Heer leiden en zo tot het goede buigen en door het goede tot Hem; anders degenen die in de liefde van zich en van de wereld zijn; zij laten zich niet leiden en buigen door de Heer en tot de Heer, maar verzetten zich hard, want zij willen zichzelf leiden en temeer wanneer deze mensen in bevestigde beginselen van het valse zijn; zolang zij van dien aard zijn, laten zij het Goddelijke niet toe. Hieruit kan nu vaststaan wat in de innerlijke zin wordt aangeduid door die woorden die Jakob tot Laban sprak, want door Laban wordt een goede aangeduid dat niet echt is, omdat er geen echte ware dingen in zijn geplant; toch is het zodanig dat zij daarmee verbonden kunnen worden en dat het Goddelijke daarin kan zijn; het komt vooral voor bij jonge kinderen, voordat die de echte ware dingen hebben opgenomen en zo’n goede is ook bij de eenvoudigen binnen de Kerk, die weinig ware dingen van het geloof weten, maar toch in naastenliefde leven; en zo’n goede is ook bij de rechtschapen natiën, die in een heilige eredienst van hun goden zijn; door zo’n goede kunnen de echte ware en goede dingen worden binnengeleid, zoals kan vaststaan uit wat gezegd is over de kleine kinderen en de eenvoudigen binnen de Kerk, nr. 3690 en over de rechtschapen natiën buiten de Kerk, nrs. 2598-2603.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl