성경

 

Joël 2:25

공부

       

25 Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb.

성경

 

I Koningen 8:36

공부

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #8819

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

8819. En de berg Sinaï die rookte geheel, dat dit de verschijning betekent van het hemels goede in het diepste duister, staat vast uit de betekenis van de berg Sinaï, dus het hemels goede, nr. 8818; en uit de betekenis van roken, dus de verschijning in het duister; onder het duister wordt het duistere van het geloof verstaan, zodanig als degenen hebben die van de geestelijke Kerk zijn ten opzichte van hen die van de hemelse Kerk zijn, nrs. 2708, 2715, 2718, 2831, 2935, 2937, 3241, 3833, 6289.

Onder het diepste duister, dat wordt aangeduid met, dat de berg Sinaï geheel rookte en daarmee dat vlak daarna wordt gezegd dat zijn rook opklom, zoals de rook van een oven, wordt dat duistere verstaan waarin de Israëlitische natie was, voor welke de verschijning plaatsvond; want Jehovah of de Heer verschijnt aan eenieder volgens zijn hoedanigheid, nrs. 8788, 8814; dus zoals de liefde en zoals het licht van het ware aan hen die in het goede zijn, maar zoals een vijand en een wreker aan hen die in het boze zijn.

Dat Hij zodanig verscheen aan het Israëlitische volk, staat ook elders bij Mozes vast: ‘Het aanzien van de heerlijkheid van Jehovah was een verterend vuur op het hoofd van de berg, voor de ogen van de zonen Israëls’, (Exodus 24:16,17).

Bij dezelfde: ‘Gijlieden naderde en stond onder de berg, toen de berg brandende was van vuur tot aan het hart van de hemel, duisternis en wolk en donkerheid; en Jehovah sprak tot u uit het midden van het vuur’, (Deuteronomium 4:11,12; 5:19); en bij dezelfde: ‘Het geschiedde toen gij de stem had gehoord uit het midden van de duisternis en de berg brandende was van vuur en gij naderde tot Mij en zei: Waarom zouden wij sterven, omdat dit grote vuur ons zal verteren; indien wij voortvoeren de stem van Jehovah, onze God, langer te horen, zo zullen wij sterven’, (Deuteronomium 5:23-25).

Dat het hiermee zo is gesteld, komt omdat eenieder niet anders kan zien dan vanuit zulke dingen die in hemzelf zijn, zoals degene die in haat is, Hem ziet vanuit de haat; die in de onbarmhartigheid is, Hem ziet in de onbarmhartigheid; en omgekeerd, zij die in de naastenliefde zijn en de barmhartigheid, Hem daaruit zien en dus daarin.

Het is hiermee zo gesteld als met de lichtstralen, wanneer die in lelijke vormen vallen, in lelijke kleuren worden verkeerd, maar wanneer zij in mooie kleuren vallen, dan in schone vormen worden verkeerd.

Dat de rook het duistere van het ware is en eveneens het donkere dat van het valse is, staat vast bij (Jesaja 9:17,18; 34:9,10; Joël 3:3,4; bij Hosea 13:1,3; Apocalyps 9:17,18; 18:2,18; 19:3).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl