성경

 

Joël 2:12

공부

       

12 Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.

성경

 

I Koningen 8:36

공부

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

스웨덴보그의 저서에서

 

Coronis - Aanhangsel tot Ware Christelijke Religie #58

  
/ 60  
  

58. De staat van voleinding der Israëlitische Kerk wordt zowel in de historische dingen van het Woord als in zijn profetische dingen beschreven: in de historische dingen van het Woord met de buitensporige daden der koningen, eerst van die der Israëlieten, en daarna van die der Joden; er wordt gezegd dat het land door hen en onder hen werd ontwijd: het is echter onnodig om deze dingen op te sommen, omdat zij bekend zijn; alleen zullen slechts plaatsen worden aangevoerd vanuit de profetische dingen, waar gehandeld wordt over de VOLEINDING en de VERWOESTING van die Kerk. In deze plaatsen worden met het land, Zion, Hierosolyma, steden, bergen, heuvelen, dalen, rivieren eendere dingen aangeduid als boven (n. 55).

Uit de profetische dingen van het Woord zijn de volgende dingen:

"Ik zag het land, en zie, ledig en ijl; en naar de hemelen, en niet hun licht. Ik zag, en zie, Karmel een woestijn, en alle steden waren verlaten vóór Jehovah. Want zo zeide Jehovah: Het ganse land zal woestheid zijn; doch voleinding zal Ik niet maken; hierom zal het land treuren, en de hemelen daarboven zullen zwart zijn. Wat zult gij dan doen, gij verwoeste?" (Jeremia 4:23-31; 5:10, 18).

"De leeuw is opgeklommen uit zijn doornhaag, en de verderver der natiën is uitgegaan van zijn plaats om het land tot woestheid terug te brengen; in die dag zal het hart des Konings en het hart der vorsten vergaan, en de priesters zullen zich verbazen (Jeremia 4:7, 9).

"In dien dag zal elke plaats, alwaar duizend wijnstokken geweest zijn, tot doornbossen en doornstruiken zijn, omdat het ganse land doornbos en doornstruik zal zijn" (Jesaja 7:23, 24).

"Een stem van het roepen der herders, en der machtigen der kudde, omdat Jehovah hun weide verwoest; vandaar zijn de schaapskooien des vredes verwoest. Jehovah heeft Zijn tabernakel verlaten, omdat hun land is teruggebracht tot verlating"(Jeremia 25:36-38).

"Dit huis zal zijn als Schilo, en Hierosolyma zal een verwoesting zijn (Jeremia 26:9); Hoofdstuk 27:17).

"Hierosolyma en alle steden van Jehudah zullen te dezen dage een verlating en verwoesting zijn; vanwege de boosheid uwer werken, is uw land geworden tot een verlating, tot een verbazing en een vloek (Jeremia 44:2, 6, 22).

"Ik zal het land tot verwoesting geven, omdat zij met overtreding overtreden hebben" (Ezechiël 15:8).

"Zij zullen verwoest worden in het midden der verwoeste landen, en haar steden in het midden der verlaten steden. Dan zal Ik de rivier tot droogte geven, het land in de handen der bozen, en Ik zal het land en zijn volheid verwoesten" (Ezechiël 30:7, 12).

"Wanneer Ik u zal hebben uitgeblust, zal Ik de Hemelen bedekken, en hun sterren zwart maken. Ik zal de zon met een wolk bedekken, en de maan zal haar schijnsel niet laten lichten; en Ik zal een duisternis over het land geven, wanneer Ik uwe verbreking zal aanbrengen" (Ezechiël 32:7, 8, 9).

Op eendere wijze zoals de Heer heeft voorzegd aangaande de voleinding der huidige Christelijke Kerk (Mattheüs 24:29).

"Ik zal de berg Seïr geven tot woestheid en verwoesting; woestheden der eeuwigheid zal Ik u geven" (Ezechiël 35:3, 4, 7, 9, 12, 14, 15).

"Te dien dage zullen zij een spreekwoord over u lieden opheffen, en zij zullen zeggen: Door te verwoesten zij wij verwoest" (Micha 2:4).

"De vrees en de kuil zijn over ons gekomen, de verwoesting en de verbreking" (Klaaglieden 3:47).

"De berg Zions is verwoest" (Klaagliederen 5:18).

"Uwe ongerechtigheid is voleindigd, dochter Zions" (Klaagliederen 4:22).

"Wee, de zondige natie, zwaar van ongerechtigheid; zij hebben den Heilige Israëls getart. Van de voetzool af tot het hoofd toe is er geen ongereptheid. Uw land is een verlatenheid. De dochter Zions is achtergelaten als een tent in de wijngaard, als een belegerde stad" (Jesaja 1:4-9 e.v.).

"Wat zult gijlieden doen ten dage der bezoeking en der verwoesting? De voleinding is vastelijk besloten, de gerechtigheid is overstroomd, want Adonai Jehovih maakt een voleinding en beslissing in het ganse land" (Jesaja 10:3 e. 5:22, 23).

Voleinding en beslissing heb ik gehoord van met Adonai Jehovih Zebaoth over het gehele land" (Jesaja 28:22).

"De profeet viel neder op het aangezicht en zeide: Adonai Jehovih, Gij voleinding makende met de overblijfselen van Israël (Ezechiël 11:13).

"Mijn heiligdom is ontwijd, en het land Israëls is verwoest" (Ezechiël 25:3).

"Ook Noach, Daniël en Job waren in deszelfs midden; zij alleen zouden ontrukt worden, het land echter zal verlatenheid worden" (Ezechiël 14:16).

Het laatste der voleinding van de Israëlitische en Joodse Kerk werd voltrokken, toen de Heer onze Heiland, nadat Hij de spons met edik had genomen, op het kruis uitriep:

"Het is voleindigd" (Johannes 19:29, 30), want er wordt bij David gezegd:

"Zij hebben gal tot Mijn spijs gegeven, en in Mijn dorst hebben zij Mij edik te drinken gegeven, hun woning zij verwoest" (Psalm 69:22, 26) .

En elders:

"Zij hebben zonder oorzaak de kuil van het net voor Mij verborgen, zij hebben zonder oorzaak gegraven voor Mijn ziel. De verwoesting overkomt hem vóór dat hij het weet; hij zal vallen in verwoesting. Breng Mijn ziel weder van hun verwoesters en Mijne Enige van de welpen der leeuwen" (Psalm 35:7, 8, 17); Mijne Enige, dat is de Kerk. "Ik zal Hierosolyma geven tot steenhopen, een woning der draken; de steden van Jehudah zal Ik terugbrengen tot de woestheid. Zie, Ik spijzigende hen, dit volk, met alsem; en Ik zal hen drenken met wateren van gal" (Jeremia 9:9-15).

De volledige voleinding na dezen wordt aldus beschreven bij Hosea:

"De zonen Israëls zullen vele dagen zitten; geen koning, geen vorst, geen slachtoffer, geen opgericht beeld, geen efod, en geen terafim" (Hoofdstuk 3:4).

Van dien aard is hun staat heden ten dage. De gelegenheid ontbreekt om meer plaatsen aan te voeren. Alleen die plaatsen zullen worden aangehaald, waarin verder nog de verwoesting, de verlating en de voleinding van die Kerk vermeld worden, zoals Jesaja 9:12-20; Hoofdstuk 22:4-14; Jeremia 7:30-34; Hoofdstuk 25:33; Hoofdstuk 47:4; Ezechiël 13:14, 15; Hoofdstuk 14:8, 15; Hoofdstuk 19:7; Hoofdstuk 25:12, 13; Hoofdstuk 26:2; Hoofdstuk 29:9, 10, 12; Hoofdstuk 32:12, 15; Joël 1:15-20; Hoofdstuk 2:3; Hoofdstuk 3:19; Nahum 1:8, 9; Zefanja 1:15; Hoofdstuk 2:9; Klaagliederen 1:16; Psalm 73:17-19; Psalm 74:3.

De verwoesten worden ook doorstokenen genoemd, Ezechiël 11:6, 7; Hoofdstuk 21:30, 34; Hoofdstuk 32:6; Hoofdstuk 28:8, 23; Hoofdstuk 31:17, 18; Hoofdstuk 32:20-24, 28-32; Hoofdstuk 35:8; Zefanja 2:12; Klaagliederen 4:9; Psalm 69:27, en elders; doorstokenen worden zij geheten, omdat het zwaard waarmede dit geschiedt, betekent het valse dat het ware vernietigt.

  
/ 60  
  

Nederlandse vertaling door Anton Zelling. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2001, op www.swedenborg.nl