성경

 

Genesis 7

공부

   

1 Daarna zeide de HEERE tot Noach: Ga gij, en uw ganse huis in de ark; want u heb Ik gezien rechtvaardig voor Mijn aangezicht in dit geslacht.

2 Van alle rein vee zult gij tot u nemen zeven en zeven, het mannetje en zijn wijfje; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn wijfje.

3 Ook van het gevogelte des hemels zeven en zeven, het mannetje en het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde.

4 Want over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig dagen, en veertig nachten; en Ik zal van den aardbodem verdelgen al wat bestaat, dat Ik gemaakt heb.

5 En Noach deed, naar al wat de HEERE hem geboden had.

6 Noach nu was zeshonderd jaren oud, als de vloed der wateren op de aarde was.

7 Zo ging Noach, en zijn zonen, en zijn huisvrouw, en de vrouwen zijner zonen met hem in de ark, vanwege de wateren des vloeds.

8 Van het reine vee, en van het vee, dat niet rein was, en van het gevogelte, en al wat op den aardbodem kruipt,

9 Kwamen er twee en twee tot Noach in de ark, het mannetje en het wijfje, gelijk als God Noach geboden had.

10 En het geschiedde na die zeven dagen, dat de wateren des vloeds op de aarde waren.

11 In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken, en de sluizen des hemels geopend.

12 En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten.

13 Even op dienzelfden dag ging Noach, en Sem, en Cham, en Jafeth, Noachs zonen, desgelijks ook Noachs huisvrouw, en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark;

14 Zij, en al het gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes van allerlei vleugel.

15 En van alle vlees, waarin een geest des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark.

16 En die er kwamen, die kwamen mannetje en wijfje, van alle vlees, gelijk als hem God bevolen had. En de HEERE sloot achter hem toe.

17 En die vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde.

18 En de wateren namen de overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging op de wateren.

19 En de wateren namen gans zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge bergen, die onder den ganse hemel zijn, bedekt werden.

20 Vijftien ellen omhoog namen de wateren de overhand, en de bergen werden bedekt.

21 En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf den geest, van het gevogelte, en van het vee, en van het wild gedierte, en van al het kruipend gedierte, dat op de aarde kroop, en alle mens.

22 Al wat een adem des geestes des levens in zijn neusgaten had, van alles wat op het droge was, is gestorven.

23 Alzo werd verdelgd al wat bestond, dat op den aardbodem was, van den mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark was.

24 En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderd en vijftig dagen.

   

스웨덴보그의 저서에서

 

Arcana Coelestia #757

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

757. The cataracts of heaven were opened. That this signifies the extreme of temptation as to things of the understanding, is also evident from the above. Temptation as to things of the will, or as to cupidities, can by no means be separated from temptation as to things of the understanding; for if separated there would not be any temptation, but an inundation, such as there is with those who live in the fires of cupidities, in which they, like infernal spirits, feel the delights of their life. They are called the “cataracts of heaven” from the inundation of falsities or reasonings; concerning which also in Isaiah: He who fleeth from the noise of the fear shall fall into the pit; and he that cometh up out of the midst of the pit shall be taken in the snare; for the cataracts from on high are opened, and the foundations of the earth do shake (Isaiah 24:18).

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for the permission to use this translation.