Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2798
2798. Dat de woorden ‘Abraham nam het hout des brandoffers’ de verdienste van de gerechtigheid betekenen, blijkt uit hetgeen eerder is gezegd en aangetoond in nr. 2784, dus zonder nadere verklaring. Dat de woorden ‘en legde het op Izaäk’ betekenen, dat zij werd toegevoegd aan het Goddelijk Redelijke, namelijk de verdienste van de Gerechtigheid, kan blijken uit de uitbeelding van Izaäk, namelijk het Goddelijk Redelijke van de Heer, waarover vaak eerder; en uit de betekenis van ‘op hem leggen’, te weten toevoegen. Er wordt gezegd ‘zijn zoon’, omdat het Goddelijk Menselijke van de Heer niet alleen ontvangen, maar ook geboren werd van Jehovah. Dat de Heer ontvangen was van Jehovah is ten volste bekend door het Woord van de Heer; vandaar wordt Hij Zoon van de Allerhoogste, Zoon Gods en Eniggeborene van de Vader genoemd, (Mattheüs 2:15; 3:16, 17; 16:13-17; 17:5; 27:43, 54; Markus 1:11; 9:7, 9; 14:61, 62; Lukas 1:31, 32, 35; 3:21, 22; 9:35; 10:22; Johannes 1:14, 18, 50; 3:13, 16-18; 5:20-27; 6:69; 9:34, 35, 38; 10:35, 36; 20:30, 31), en nog in tal van andere plaatsen meer, waar Hij Jehovah ‘Zijn Vader’ noemt. Dat Hij geboren was van de maagd Maria is ook bekend, maar gelijk een ander mens; toen Hij echter wederom geboren of Goddelijk werd, was het van Jehovah die in Hem was en die Hij Zelf was ten aanzien van het wezen van het leven zelf. De vereniging van het Goddelijk en het Menselijk Wezen vond plaats onderling en wederkerig, zodat Hij het Goddelijk Wezen met het Menselijk Wezen verenigde en het Menselijk Wezen met het Goddelijk Wezen, zie de nrs. 1921, 1999, 2004, 2005, 2018, 2025, 2083, 2508, 2523, 2618, 2628, 2632, 2728, 2729. Hieruit kan blijken, dat de Heer het Menselijke in Zich uit eigen macht Goddelijk maakte en dus zo Gerechtigheid werd. Het was de verdienste van de Gerechtigheid, die aan het Goddelijk Redelijke werd toegevoegd, toen Hij de binnenste verzoekingen onderging, waaruit Hij toen streed en waartegen de boze genieën vochten, totdat Hij ook dit verheerlijkte. Deze dingen zijn het, die in de innerlijke zin daaronder worden verstaan, dat Abraham het hout des brandoffers legde op Izaäk zijn zoon en deze dingen zijn het die door de engelen worden waargenomen, wanneer deze woorden gelezen worden.