성경

 

Ezechiël 27:21

공부

       

21 Arabie en alle vorsten van Kedar waren de kooplieden uwer hand; met lammeren, en rammen, en bokken, daarmede handelden zij met u.

스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6385

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

6385. En hij aan de haven der schepen; dat dit betekent waar de leerstellige dingen vanuit het Woord zijn, staat vast uit de betekenis van de haven, namelijk de standplaats, nr. 6384, dus waar die dingen zijn; en uit de betekenis van de schepen, namelijk de leerstellige dingen vanuit het Woord; dat schepen die dingen betekenen, komt omdat zij door de zeeën en de rivieren heengaan en de levensbenodigdheden aandragen; met de zeeën en de rivieren worden immers de wetenschappelijke dingen en de erkentenissen aangeduid; de levensbenodigdheden die zij aandragen, zijn de leerstellige dingen en tevens de ware dingen zelf vanuit het Woord; en dat deze dingen met de schepen worden aangeduid, blijkt uit deze plaatsen; bij Jesaja:

‘Mij zullen de eilanden vertrouwen en de schepen van Tarsis in den beginne, om uw zonen aan te voeren van verre hun zilver en hun goud met hen’, (Jesaja 60:9);

de schepen van Tarsis voor de leerstellige dingen en de ware dingen vanuit het Woord; en daarom wordt er gezegd dat zij de zonen, hun zilver en goud zouden aanvoeren; met de zonen worden immers diegenen aangeduid die in de ware dingen zijn, met het zilver het ware zelf en met het goud het goede; eenieder kan zien dat daar geen schepen van Tarsis worden bedoeld, noch zonen, zilver en goud.

Bij Ezechiël:

‘In het hart der zeeën uw grenzen; uw bouwers hebben uw schoonheid vervolmaakt; uit de dennenbomen van Senir hebben zij u alle denningen gebouwd; de ceder van de Libanon hebben zij genomen om een mast voor u te maken; uit de eiken van Basan hebben zij riemen gemaakt, uw roeibank hebben zij gemaakt uit elpenbeen; de dochter der schrede uit de eilanden der Kittim; fijn linnen in stiksel uit Egypte was uw spreidzeil, dat het u tot een banier was; hemelsblauw en purper uit de eilanden van Elisah was uw deksel; de inwoners van Sidon en Arvad waren uw roeiers; uw wijzen, o Tyrus, die in u waren, waren uw schippers; de oudsten van Gebal en haar wijzen waren in u, uw breeuwers; alle schepen der zee en haar zeelieden waren in u, om uw koophandel te handelen’, (Ezechiël 27:4-9);

daar wordt over Tyrus gehandeld, waarmee de erkentenissen van het goede en het ware worden aangeduid, nr. 1201;

deze erkentenissen worden beschreven met zulke dingen die van een schip zijn, namelijk met: planken, een mast, riemen, een roeibank, een zeil, een deksel, roeiers, schippers, zeelieden; wie kan niet zien dat al die dingen niet volgens de letter moeten worden verstaan; maar wanneer de erkentenissen van het ware en het goede, te weten Tyrus, tezamen met de leerstellige dingen vanuit het Woord, onder de schepen worden verstaan, dan voegen alle dingen zich op schone wijze aan.

Bij David:

‘Hoe groot zijn Uw werken, Jehovah; Gij hebt ze alle in wijsheid gemaakt; deze zee, groot en wijd van ruimten, daar gaan de schepen; de walvis welke Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen’, (Psalm 104:24-26).

Bij dezelfde:

‘Laten zij slachtoffers der belijdenis offeren en de werken van Jehovah met gejubel verkondigen; die in de zee afklimmen met schepen, werk doende in vele wateren; zij hebben de werken van Jehovah gezien en Zijn wonderlijke dingen in de diepte’, (Psalm 107:22-24);

daar staan ook de schepen voor de erkentenissen en de leerstellige dingen, de walvis voor de algemene dingen van de wetenschappelijke dingen, nr. 42;

en omdat de schepen de erkentenissen en de leerstellige dingen zijn, wordt daarom gezegd, ‘die in de zee afklimmen met schepen, zij hebben de werken van Jehovah gezien en Zijn wonderlijke dingen in de diepte’; zij die in de erkentenissen en in de leerstellige dingen vanuit het Woord zijn, zien die dingen immers.

Bij Johannes:

‘De tweede engel heeft gebazuind en als het ware een grote berg, van vuur brandende, werd in de zee geworpen; en het derde deel der zee is bloed geworden; weswege het derde deel der schepselen die in de zee zijn, welke zielen hebben, is gestorven; en het derde deel der schepen is verdorven’, (Openbaring 8:8, 9);

de grote berg, van vuur brandende, staat voor de liefde van zich, nr. 1691;

de zee voor het natuurlijke, waar de wetenschappelijke dingen zijn, nr. 28; het bloed voor het geweld dat de naastenliefde is aangedaan, nrs. 374, 1005;

de schepselen in de zee, die zielen hebben, voor de wetenschappelijke ware dingen met de goede dingen; het derde deel voor iets dat nog niet volledig is, nr. 2788;

dat zij gestorven zijn, staat daarvoor dat zij geen geestelijk leven hadden, nr. 6119;

vandaar staat ‘het derde deel der schepen is verdorven’ daarvoor dat de ware en de goede dingen van de leerstellige dingen vanuit het Woord zijn vervalst; hieruit kan men weten wat er wordt aangeduid met deze profetische uitspraak. Schepen in de tegenovergestelde zin echter, duiden de erkentenissen en de leerstellige dingen van het valse en van het boze aan, zoals bij Daniël:

‘Op de tijd van het einde zal de koning van het zuiden met hen samenstoten; derhalve zal de koning van het noorden zoals een stormwind op hem aanstormen, met wagen en met ruiters en met vele schepen en hij zal in de landen komen en hij zal overstromen en doordringen’, (Daniël 11:40);

de koning van het zuiden staat voor de ware dingen vanuit het goede, de koning van het noorden voor de valse dingen vanuit het boze; de wagen met de ruiters en met de schepen, voor de leerstellige dingen van het valse; de landen voor de Kerken, waarvan wordt voorzegd dat de valse dingen vanuit de boze dingen ze op de tijd van het einde zullen overstromen en doordringen.

Bij Johannes:

‘Alle stuurman en een elk die op schepen verkeert en de bootsgezellen en allen die ter zee handelen, stonden van verre en riepen, ziende de rook der verbranding van Babylon, zeggende: Welke was aan deze grote stad gelijk; wee, wee, de grote stad, in dewelke rijk geworden zijn allen die schepen in de zee hebben, vanwege haar kostelijkheid’, (Openbaring 18:17-19);

het kan vaststaan dat hier de schepen de erkentenissen en de leerstellige dingen van het valse en het boze zijn, aangezien Babylon de eredienst is die uiterlijk als heilig verschijnt en innerlijk profaan is; dat ook onder de schepen daar iets anders wordt verstaan dan schepen, kan eenieder zien.

Bij Jesaja:

‘Zo zegt Jehovah, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Om ulieder wil heb Ik Babel gezonden, om alle grendelen neder te werpen en de Chaldeeën, wier geschreeuw is in de schepen’, (Jesaja 43:14). Bovendien worden de valse dingen vanuit het boze ook met schepen aangeduid, bij Jesaja 2:11, 16; 23:1, 14;

en in Psalm 48:8.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1691

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

1691. Dat de berg de eigenliefde en de liefde tot de wereld is, kan blijken uit de betekenis van de berg, waarover straks. Al het boze en valse ontstaat uit de eigenliefde en de liefde tot de wereld; een andere oorsprong hebben ze niet; want de eigenliefde en de liefde tot de wereld zijn tegenovergesteld aan de hemelse en de geestelijke liefde. En omdat zij daaraan tegenovergesteld zijn, zijn zij het, die voortdurend de hemelse en de geestelijke dingen van het Rijk Gods zoeken te vernietigen. Uit de eigenliefde en de liefde tot de wereld ontstaan alle soorten van haat en uit de haat alle wraaknemingen en wreedheden en daaruit alle sluwheid, kortom, alle hellen. Dat door bergen in het Woord de eigenliefde en de liefde tot de wereld worden aangeduid, kan uit de navolgende plaatsen blijken; zoals bij Jesaja:

‘De ogen van de hoogmoed van de mens zullen vernederd worden, en de hoogheid van de mens zal neergebogen worden; de dag van Jehovah Zebaoth over alle hovaardige en hoge; over alle hoge bergen, en over alle verhevene heuvelen en over alle hoge toren’, (Jesaja 2:11, 12, 14, 15);

hier staan de hoge bergen kennelijk voor de eigenliefde en de verhevene heuvelen voor de liefde tot de wereld.

Bij dezelfde:

‘Alle dal zal verhoogd worden, en alle berg en alle heuvel zullen vernederd worden’, (Jesaja 40:4);

eveneens duidelijk voor de eigenliefde en de liefde tot de wereld.

Bij dezelfde:

‘Ik zal de vergen en de heuvelen verwoesten, en al hun gras zal Ik doen verdorren’, (Jesaja 42:15);

desgelijks bergen voor de eigenliefde en heuvelen voor de liefde tot de wereld.

Bij Ezechiël:

‘De bergen zullen omgeworpen worden en de steile plaatsen zullen neervallen, en alle muur zal ter aarde neervallen’ (Ezechiël 38:20).

Bij Jeremia:

‘Ziet, Ik wil aan u, gij verdervende berg, gij die de ganse aarde verderft, en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en u van de steenrotsen afwentelen, en zal u stellen tot een berg des brands’, (Jeremia 51:25), waar sprake is van Babel en Chaldea, waardoor, als eerder aangetoond, de eigenliefde en de liefde tot de wereld worden aangeduid. In het lied van Mozes:

‘Een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land en zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten’, Deuteronomium 32:22);

gronden der bergen voor de hellen, zoals duidelijk gezegd wordt; gronden der bergen worden ze genoemd, omdat de eigenliefde en de liefde tot de wereld daar heersen en daaruit voortkomen.

Bij Jona:

‘De wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden; ik was neergedaald tot de uitroeiingen der bergen; de grendelen der aarde waren om mij heen in eeuwigheid, maar Gij hebt mijn levens uit de kuil opgevoerd, o Jehovah, mijn God’, (Jona 2:5, 6). De worstelingen van de verzoekingen van de Heer tegen de hellen worden zo profetisch beschreven door Jona, toen hij in de buik van de grote vis was, zoals ze ook elders in het Woord beschreven worden, vooral bij David. Wie in verzoekingen is, is in de hellen; het is de staat en geenszins de plaats die maakt dat men in de hellen is. Daar bergen en torens de eigenliefde en de liefde tot de wereld betekenen, kan aan de hand daarvan blijken, wat wordt aangeduid met de woorden, dat de Heer door de duivel op een hoge berg werd geleid en op de tinne van de tempel, namelijk in alle uiterste worstelingen van de verzoekingen tegen de liefde van zichzelf en tot de wereld, dat wil zeggen, de hellen. Bergen beteken ook in de tegenovergestelde zin, zoals gewoonlijk, de hemelse liefde en de geestelijke liefde, zoals eerder is aangetoond in de nrs. 759 en 796.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl