성경

 

Ezechiël 11:11

공부

       

11 Deze stad zal ulieden niet tot een pot zijn, en gij zult in het midden derzelve niet tot vlees zijn; in de landpale Israels zal Ik u richten.

주석

 

Cherub

  
Here's a cherub if there ever was one.

A Cherub's first definition in the dictionary is , “A winged heavenly creature.” Cherubim is the plural of cherub. In the Word, the words cherub or cherubim are used to indicate a guard - the Lord’s providence guarding against profanation, which is the mixing of truth with evil, or good with falsity.

(참조: Apocalypse Revealed 48 [4]; Arcana Coelestia 308, 9506 [1-5])

스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4489

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

4489. Zullen die niet onze zijn; dat dit betekent dat zij eender zijn en één van vorm, kan vaststaan uit de reeks, die zodanig is dat de goede en de ware dingen van de Oudste Kerk die bij Hemor en Sichem en bij hun families nog voor een zeker deel waren overgebleven, samenstemden met de goede en de ware dingen die vanuit de Oude Kerk bij Jakobs nakomelingen waren, want de rituele dingen die bij Jakobs nakomelingen werden ingesteld, waren niets anders dan uiterlijke dingen die de innerlijke uitbeeldden en betekenden die van de Oudste Kerk waren geweest; vandaar wordt met ‘zullen die niet onze zijn’, of de tot hen behorende, aangeduid dat zij eender waren en één van vorm. Maar ter toelichting hiervan een voorbeeld: het altaar waarop zij offerden, was het voornaamste uitbeeldende van de Heer, nrs. 921, 2777, 2811;

vandaar was het ook het fundamentele van de eredienst van de Oude Kerk die de Hebreeuwse werd genoemd; daarom beeldden alle en de afzonderlijke dingen waaruit het altaar werd gebouwd, uit, zoals de afmetingen ervan, namelijk de hoogte, de breedte en de lengte, de stenen, het netwerk dat van brons was, de hoornen en vervolgens het vuur dat voortdurend daarop werd aangehouden en bovendien de slachtoffers en de brandoffers. De dingen die daardoor werden uitgebeeld, waren de ware en de goede dingen die van de Heer zijn en die uit de Heer zijn; deze dingen waren de innerlijke dingen van de eredienst en ze waren, omdat ze in dat uiterlijke werden uitgebeeld, eender als en één van vorm met de ware en de goede dingen van de Oudste Kerk; de afmetingen, namelijk de hoogte, de breedte en de lengte, betekenden in het algemeen het goede, het ware en het heilige daaruit, zie de nrs. 650, 1613, 3433, 3434, 4482;

de stenen betekenden in het bijzonder de lagere ware dingen, nrs. 1298, 3720; het brons waaruit het netwerk rondom het altaar bestond, betekende het natuurlijk goede, nrs. 425, 1551;

de hoornen betekenden de macht van het ware vanuit het goede, nr. 2832; het vuur op het altaar betekende de liefde, nr. 934;

de slachtoffers en de brandoffers betekenden de hemelse en de geestelijke dingen volgens de verschillende soorten ervan, nrs. 922, 1823, 2180, 2805, 2807, 2830, 3519. Daaruit kan vaststaan dat in de uiterlijke dingen de innerlijke dingen waren bevat en dat ze ten aanzien van de innerlijke dingen eender waren; en dus eveneens in de overige dingen. Maar zij die van de Oudste Kerk waren, bekommerden zich niet om die uiterlijke dingen, omdat zij innerlijke mensen waren en de Heer langs de innerlijke weg bij hen invloeide en leerde wat het goede is; de verscheidenheden en de verschillen van het goede waren voor hen de ware dingen en vandaar wisten zij wat alle en de afzonderlijke dingen die in de wereld waren, uitbeeldden in het rijk van de Heer, want de gehele wereld of de gehele natuur is het uitbeeldende theater van het rijk van de Heer, nrs. 2758, 3483. Maar zij die van de Oude Kerk waren, waren niet innerlijke mensen, maar uiterlijke en daarom kon de Heer bij hen niet langs de innerlijke weg invloeien, maar langs de uiterlijke en zo leren wat het goede is en dit eerst door zulke dingen die uitbeeldden en aanduidden; daaruit ontstond de uitbeeldende Kerk en daarna door de leerstellige dingen van het goede en het ware die werden uitgebeeld en aangeduid; deze Kerk, namelijk de christelijke, is in haar wezen, dezelfde ten aanzien van de innerlijke vorm, als de uitbeeldende Kerk, maar de uitbeeldende en de aanduidende dingen van die Kerk werden afgeschaft, nadat de Heer in de wereld is gekomen, de oorzaak hiervan is dat alle en de afzonderlijke dingen Hem uitbeeldden en dus ook de dingen die van Zijn rijk zijn, want deze zijn uit Hem, en zijn, om zo te zeggen, Hijzelf. Maar tussen de Oudste Kerk en de christelijke Kerk is er zo’n verschil als tussen het licht van de zon overdag en het schijnsel van de maan of de sterren ’s nachts; want de goede dingen zien langs de innerlijke of de eerdere weg, is zoals zien overdag uit het licht van de zon, maar zien langs de uiterlijke of de latere weg, is zoals zien in de nacht uit het schijnsel van de maan of van de sterren.

Bijna eender was het verschil tussen de Oudste en de Oude Kerk, alleen dat zij die van de christelijke Kerk zijn, in een voller schijnsel zouden kunnen zijn, indien zij de innerlijke dingen hadden erkend, of de ware en de goede dingen die de Heer heeft geleerd, hadden geloofd en gedaan. Het goede zelf is voor de een en de ander hetzelfde, maar het verschil is dat te zien in helderheid of in het duister. Zij die in de helderheid zien, zien ontelbare verborgenheden, bijna zoals de engelen in de hemel en eveneens worden zij aangedaan door de dingen die zij zien; zij die echter in het duister zien, zien nauwelijks iets zonder twijfel en eveneens vermengen zich de dingen die zij zien met de schaduwen van de nacht, dat wil zeggen met de valse dingen en zij kunnen ook niet innerlijk door die dingen worden aangedaan. Omdat nu het goede voor de een en voor de ander hetzelfde is en dus ook het ware, komt het vandaar, dat met de woorden ‘zullen die niet onze zijn’ wordt aangeduid dat de goede en de ware dingen eender waren en één van vorm; Hemor en Sichem immers waren, zoals eerder gezegd, vanuit de overblijfselen van de Oudste Kerk en Jakobs nageslacht was vanuit de Oude Kerk die de Hebreeuwse werd genoemd, maar alleen in de uiterlijke dingen ervan. Dat echter Hemor en Sichem, zijn zoon, ontzaglijk hebben gezondigd daarin, dat zij de besnijdenis aannamen, zal men zien in wat volgt in nr. 4493.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl