La Bibbia

 

Genesis 25:25

Studio

       

25 En de eerste kwam uit, ros; hij was geheel als een haren kleed; daarom noemden zij zijn naam Ezau.

Dalle opere di Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3261

Studia questo passo

  
/ 10837  
  

3261. Dat de woorden ‘en Izaäk woonde bij Beer Lachai Roï’ het Goddelijk Redelijke van de Heer in het Goddelijk licht betekenen, blijkt uit de betekenis van wonen, te weten leven, waarover nr. 1293;

en uit de betekenis van Beer Lachai Roï, namelijk het redelijke Goddelijk Goede, geboren uit het Goddelijk Ware zelf, waarover nr. 3194. Vandaar is de naastgelegen zin deze, dat het Goddelijk Redelijke leefde of was in het Goddelijk Goede, dat geboren was uit het Goddelijk Ware zelf, maar het was niet daar, daarom wordt er niet gezegd in Beer Lachai Roï, maar bij Beer Lachai Roï, wat vertaald wil zeggen ‘bij de fontein des levenden die mij ziet’, namelijk bij dat Goddelijk Goede; want Izaäk woonde in het land van het zuiden, overeenkomstig wat in het vorige hoofdstuk, vers 62, voorkomt en waar dus geschreven staat ‘En Izaäk kwam komende van Beer Lachai Roï, en hij woonde in het land van het zuiden’; en aangezien daar door het land van het zuiden het daaruit voortvloeiende Goddelijk licht wordt aangeduid, nr. 3195, wordt hier niets anders dan dit aangeduid.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Dalle opere di Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3194

Studia questo passo

  
/ 10837  
  

3194. Dat de woorden ‘Izaäk kwam komende van Beerlachai roï’ het redelijk Goddelijk Goede betekenen, geboren uit het Goddelijk ware zelf, blijkt uit de uitbeelding van Izaäk, te weten het Goddelijk Redelijke van de Heer, waarover de nrs. 2083, 2630, hier ten aanzien van het Goddelijk Goede daar, aangezien het Goddelijk ware, vanuit het natuurlijke opgeroepen – wat door Rebekka wordt uitgebeeld – nog niet met dat goede verbonden was; in de verzen die nu volgen, wordt over de verbinding gehandeld; en uit de betekenis van komende komen van Beerlachai roï, namelijk geboren uit het Goddelijk Ware. Beerlachai roï betekent in de oorspronkelijke taal ‘de fontein van de Levende, die mij ziet’, zoals eerder in (Genesis 16:13, 14) waar men leest:

‘Hagar noemde de naam van Jehovah die tot haar sprak: Gij God die mij ziet, want zij zei: Heb ik ook gezien naar dien die mij ziet; daarom noemde zij de fontein Beerlachaï roï – de fontein voor de Levende die mij ziet’. Wat deze woorden betekenen, zie de nrs. 1952-1958; daar komt het ook duidelijk uit, dat de fontein het Goddelijk Ware is; en dat ‘de Levende die mij ziet’ het redelijk Goddelijk Goede is, dat daar de innerlijke mens van de Heer wordt genoemd uit het Goddelijk ware. Met deze allerdiepste verborgenheid is het als volgt gesteld: het eigenlijke Goddelijke zelf is het Goede en het Ware; ten aanzien van het Goddelijk Menselijke ging de Heer uit van het Goddelijk Goede en werd Hij geboren uit het Goddelijk ware, of wat hetzelfde is: het Zijn zelf van de Heer was het Goddelijk Goede en het Bestaan zelf was het Goddelijk ware en hieruit kwam het redelijk Goddelijk Goede van de Heer voort, waarmee Hij het Goddelijk Ware uit het Menselijke verbond.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl