Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #245
245. Dat ‘Hij zei tot de slang: Vervloekt zijt gij boven alle beest, en boven al het wild gedierte van het veld’ betekent, dat het zinnelijke zich van het hemelse heeft afgekeerd en naar het lichamelijke heeft toegewend, en zich op deze wijze verdoemd of vervloekt heeft, dit kan voldoende blijken uit de innerlijke zin van het Woord. Jehovah God of de Heer vervloekt nooit iemand, vertoornt zich nooit op iemand, leidt nooit iemand in verzoeking; niemand wordt door Hem gestraft en nog minder vervloekt; maar het is de duivelse bende die zulke dingen doet; uit de bron van barmhartigheid, van vrede en goedheid kan zoiets nooit voortkomen. Zo echter hier, en herhaaldelijk in het Woord wordt gezegd, dat Jehovah niet alleen Zijn aangezicht afwendt, toornt, straft, verzoekt, maar ook doodt, ja zelfs vervloekt, dit gebeurt dit om deze reden, dat men geloven zal, dat de Heer alles en elke bijzonderheid in het heelal regeert en ordent, ook zelfs het kwade, de straffen, de verzoekingen; en dat men, na eenmaal deze zeer algemene voorstelling te hebben ontvangen, voorts ook leren zal hoe Hij regeert en ordent, en dat Hij het kwade van de straf en het kwade van de verzoeking ten goede wendt. De orde van het onderwijzen en leren in het Woord gaat van de meest algemene dingen uit; vandaar dat de zin van de letter vol is van deze meest algemene dingen.