La Bibbia

 

Exodus 26:13

Studio

       

13 En een el van deze, en een el van gene zijde van hetgeen, dat overig zijn zal aan de lengte van de gordijnen der tent, zal overhangen aan de zijden des tabernakels, aan deze en aan gene zijde, om dien te bedekken.

Commento

 

Four

  
Four Mandalas

Het getal "vier" in de Bijbel staat voor dingen die met elkaar verbonden zijn of samengevoegd worden. Dit komt deels omdat vier twee keer twee is, en twee staat voor de ultieme verbinding tussen ons verlangen om goed te zijn en ons begrip van de waarheid. We zien het ook in het feit dat de meeste gebouwen rechthoekig zijn, waarbij de vier zijden met elkaar verbonden zijn om een geheel te vormen. We verdelen ook richtingen in vier - noord, oost, zuid en west - en spreken over de "vier hoeken" van iets, waarmee we het geheel bedoelen. Ons speciale denken ziet vier zijden dus van nature als verbonden tot een geheel.

(Riferimenti: Apocalyps Uitgelegd 417; Hemelse Verborgenheden 1686, 9103, 9601, 9767, 9864)

Dalle opere di Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9103

Studia questo passo

  
/ 10837  
  

9103. En vier stukken kleinvee voor het stuk kleinvee; dat dit de overeenstemmende straf ten volle betekent, staat vast uit de betekenis van vier, namelijk de verbinding; vier immers betekent iets eenders als twee, omdat dat getal daaruit oprijst; het is immers het dubbele ervan; dat twee de verbinding is, zie de nrs. 5194, 8423, en vandaar eveneens vier, nrs. 1686, 8877.

Dat die getallen ook zijn ten volle, volgt daaruit; want de verbinding is het volle; en uit de betekenis van het stuk kleinvee, namelijk het innerlijk goede, nr. 9099.

De overeenstemmende straf wordt aangeduid met vergoeden, namelijk vier stukken voor het stuk kleinvee, nr. 9102.

Het innerlijk goede is dat wat wordt genoemd de naastenliefde in de innerlijke mens en het uiterlijk goede is de naastenliefde in de uiterlijke mens; dit goede zal uit het eerstgenoemde leven, want het goede van de naastenliefde in de innerlijke mens is het goede van het geestelijk leven en het goede van de uiterlijke mens is het goede van het natuurlijke leven daaruit; dit goede komt tot de gewaarwording van de mens als een verkwikking, het eerstgenoemde echter komt niet tot de gewaarwording, maar tot de doorvatting dat het zo moet zijn en maakt het gemoed tevreden; in het andere leven komt ook dit tot de gewaarwording.

De oorzaak dat vijf ossen voor de os vergoed zouden worden en vier stukken kleinvee voor het stuk kleinvee, kan door niemand worden geweten, tenzij men weet dat diefstal in de geestelijke zin is en verder wat de os en het stuk kleinvee; wat die zijn, is ontvouwd, namelijk het afnemen en vervreemden van het uiterlijk en het innerlijk goede; de afneming vindt plaats door het boze en de vervreemding door het valse; vandaar worden de straf en het herstel ervan aangeduid met vijf en vier; dat alle getallen in het Woord dingen betekenen, zie de nrs. 575, 647, 648, 755, 813, 1963, 1988, 2075, 2252, 3252, 4264, 4495, 4670, 5265, 6175l hier de dingen die het herstel behelzen, namelijk het getal vijf het herstel van het uiterlijk goede tot veel toe en het getal vier het herstel van het innerlijk goede ten volle.

Dat het innerlijk goede ten volle hersteld moet worden, komt omdat dat goede het geestelijk leven van de mens maakt; en indien het geestelijk leven niet ten volle wordt hersteld, kan het uiterlijk goede, dat het natuurlijk leven maakt, niet hersteld worden, want dit leven wordt door dat leven hersteld; zoals kan vaststaan uit de wederverwekking van de mens.

Dat de uiterlijke mens wordt wederverwekt door de innerlijke, zie de nrs. 9043, 9046, 9061; maar het goede in de uiterlijke of natuurlijke mens kan niet ten volle hersteld worden, omdat daar de slagwond blijft als een litteken dat eeltachtig wordt; dit behelzen genoemde getallen.

Er zal nog in het kort worden gesproken over het herstel van het uiterlijk goede, dat het natuurlijk leven van de mens maakt, door het innerlijk goede dat zijn geestelijk leven maakt; het natuurlijke van de mens ziet de dingen in het licht van de wereld en dit licht wordt het natuurlijk schijnsel genoemd; de mens verwerft zich dat schijnsel door de objecten, die door het gezicht en het gehoor binnentreden, dus door de objecten die in de wereld zijn; zo ziet de mens die van binnen in zich, bijna zoals het oog ziet.

De objecten die door die zinnen binnentreden, verschijnen hem eerst zoals iets genoeglijks en verkwikkelijks; daarna maakt de mens als klein kind een onderscheid tussen de verkwikkelijke dingen, waarvandaan hij ze leert onderscheiden en dit bij graden steeds nauwkeuriger.

Wanneer het licht uit de hemel in deze dingen invloeit, dan begint de mens ze geestelijk te zien en voor het eerst te onderscheiden tussen de nuttige dingen en de niet-nuttige; vandaar vangt hij aan inzicht te krijgen in het ware, want wat voor hem nuttig is, dat is voor hem het ware en het onnuttige het niet-ware.

Dit doorzicht groeit volgens de invloeiing van het licht van de hemel, totdat hij tenslotte niet alleen tussen de waarheden onderscheid ziet, maar ook tussen de waarheden binnen deze waarheden; en dit des te lichtvoller naarmate de vergemeenschapping tussen de innerlijke en de uiterlijke mens beter wordt geopend; want het licht van de hemel vloeit in door de innerlijke mens in de uiterlijke door de Heer.

Vandaar nu heeft de mens doorvatting; maar toch is dit nog niet de geestelijke doorvatting; deze doorvatting ontstaat niet uit de natuurlijke waarheden, maar uit de geestelijke ware dingen; die geestelijke waarheden zijn die van het geloof worden genoemd.

Dat de geestelijke doorvatting uit deze waarheden ontstaat, komt omdat het licht van de hemel is het Goddelijk Ware voortgaande uit de Heer en dit blinkt als licht voor de ogen van de engelen en blinkt eveneens in hun verstand en geeft hun inzicht en wijsheid, maar met verscheidenheid volgens de opneming ervan in het goede; waarom er erkentenissen van de geestelijke dingen zullen zijn bij de mens in zijn natuurlijke, opdat een geestelijke doorvatting zal ontstaan; en de erkentenissen van de geestelijke dingen zullen uit de onthulling zijn.

Wanneer het licht van de hemel daarin invloeit, vloeit het in zijn eigen hoedanigheid in, want het licht is, zoals is gezegd, het Goddelijk Ware voortgaande uit de Heer, zie de nrs. 1053, 1521-1533, 1619-1632, 2776, 3138, 3167, 3195, 3222, 3223, 3341, 3636, 3643, 4180, 4302, 4408, 4415, 4527, 5400, 6032, 6313, 6608; daaruit heeft de mens het inzicht en de wijsheid in zulke dingen die van het eeuwige leven zijn, welke dingen aanwassen volgens de opneming van dat licht, dat wil zeggen, van de waarheden van het geloof, in het goede; het goede is de naastenliefde.

Dat de natuurlijke of uiterlijke mens wordt wederverwekt en eveneens verbeterd en hersteld door de innerlijke, kan uit het eerder gezegde vaststaan; want de dingen die in de uiterlijke of natuurlijke mens zijn, leven uit het licht van de hemel; dit licht immers is levend, omdat het voortgaat uit de Heer, Die het Leven Zelf is; zij leven echter niet uit het natuurlijke licht, want dit licht is in zich dood; opdat daarom de dingen die in dit licht zijn, leven, moet er een invloeiing zijn van het levende licht door de innerlijke mens uit de Heer; deze invloeiing past zich aan volgens de opeenvolgende en overeenstemmende erkentenissen van het ware in het natuurlijke en volgens de volgzaamheid daar.

Daaruit blijkt, dat het uiterlijke of het natuurlijke van de mens moet worden wederverwekt door zijn innerlijke; eveneens moet het afgenomen en vervreemde goede in het natuurlijke verbeterd en hersteld worden.

VERVOLG OVER DE GEESTEN EN DE INWONERS VAN DE PLANEET SATURNUS

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl