8469. Het getal van uw zielen; dat dit betekent de hoeveelheid voor allen in het gezelschap, namelijk het goede van het ware dat door het manna wordt aangeduid, staat vast uit de betekenis van naar het getal van de zielen, te weten een voldoende hoeveelheid voor allen in het gezelschap; want wanneer met een omer naar het hoofd een voldoende hoeveelheid voor eenieder wordt aangeduid, dan wordt met naar het getal van de zielen de hoeveelheid voor allen in het gezelschap aangeduid.

Hier wordt gehandeld over het goede dat degenen hebben die uit het geestelijk rijk van de Heer zijn; dit goede wordt aangeduid met het manna en dat wat zal gegeven worden, een voldoende hoeveelheid zal zijn voor eenieder en een voldoende hoeveelheid zal zijn voor het gezelschap; ieder huis immers van de zonen Israëls beeldde één gezelschap in de hemel uit, nrs. 7836, 7891, 7996, 7997.

Met de gezelschappen in de hemel is het als volgt gesteld: de hemel bestaat uit talloze gezelschappen die onderling onderscheiden zijn; ieder gezelschap heeft een algemeen goede dat is onderscheiden van het goede van andere gezelschappen; ook heeft eenieder in het gezelschap een bijzonder goede, dat is onderscheiden van het goede van een ander in dat gezelschap; uit de onderscheiden en dus verschillende, maar niettemin met elkaar strokende goedheden van hen die in het gezelschap zijn, ontstaat een vorm en die vorm wordt de hemelse genoemd; de gehele hemel bestaat uit zulke vormen; die verbindingen worden vormen genoemd ten opzichte van de goedheden, maar gezelschappen ten opzichte van de personen.

Deze dingen werden uitgebeeld door de onderscheidingen van de zonen Israëls in stammen, families en huizen.

7997. Dat het Paasavondmaal de vergezelschapping van de engelen in de hemelen ten aanzien van het goede en het ware heeft uitgebeeld, zie de nrs. 7836, 7996; en omdat het die uitbeeldde, werd het verordend dat niet alleen elk huis op zichzelf dan tezamen zou zijn en eten, maar ook dat geen anderen vergezelschapt zouden worden dan zij die de verbinding van de liefde zouden uitbeelden zodanig als die van de hemelse gezelschappen is en zo dat dus de overigen gescheiden zouden worden.

Degenen die gescheiden moesten worden, waren de vreemden, want met hen worden degenen aangeduid die niet in het goede en ware van de Kerk zijn en verder ook de bijwoners en de huurlingen, omdat door hen degenen werden uitgebeeld die alleen vanuit een natuurlijke inborst en degenen die ter wille van gewin, het goede en het ware deden en daarmee te koop liepen; dezen beide kunnen niet vergezelschapt worden met de engelen in de hemelen; maar wanneer het hun is geoorloofd rond te zwerven, wat plaatsvindt in de eerste tijd van hun komst in het andere leven, voordat zij de verwoestingen van het goede en ware ondergaan, dan kunnen zij, wanneer zij tot een bepaald gezelschap van engelen komen en de sfeer van heiligheid voelen uit het ware van het goede van de onschuld, dat met het bloed van het Paaslam wordt aangeduid, nrs. 7846, 7877, niet naderen, maar vluchten haastig heen uit vrees en afkeer.