9313. Zo zal Ik als vijand handelen tegen uw vijanden; dat dit betekent dat de Heer zal afwenden alle valsheden vanuit het boze, staat vast uit de betekenis van als vijand handelen, wanneer het Jehovah of de Heer betreft, namelijk afwenden, waarover hierna; en uit de betekenis van uw vijanden, namelijk de valsheden uit het boze; deze immers zijn de vijanden in de geestelijke zin, omdat zij aanhoudend de waarheden uit het goede bestoken, aanvallen en proberen te vernietigen, zij zijn immers tegengestelden.

Dat als vijand handelen, wanneer het van Jehovah of de Heer wordt gezegd, afwenden is, namelijk de valsheden vanuit het boze, komt omdat de Heer nooit als vijand handelt; Hij is immers de Barmhartigheid zelf en het Goede zelf en in de barmhartigheid en in het goede zelf kan geen vijandschap zijn, zelfs niet tegen het valse en het boze; maar het valse en het boze handelen met vijandschap tegen het goede en het ware, dat wil zeggen, degenen die in het valse en het boze zijn, tegen hen die in het ware en het goede zijn; en omdat die valsheden zichzelf vernietigen wanneer zij het goede en ware trachten te vernietigen, is het vandaar dat het verschijnt alsof de Heer als vijand handelt, terwijl Hij toch alleen de Zijnen in veiligheid stelt; hieruit blijkt, hoe het moet worden verstaan, dat met als vijand handelen, wanneer het de Heer betreft, wordt aangeduid de valsheden vanuit het boze afwenden.

Hoe het met deze verborgenheid verder is gesteld, zie wat daarover getoond is in de nrs. 4299, 7643, 7679, 7710, 7926, 7989, 8137, 8146, 8265, 8946.

7710. Strek uw hand uit tot de hemel; dat dit de heerschappij van de macht van het Goddelijk Ware in de hemel betekent, staat vast uit de betekenis van de hand uitstrekken, namelijk de heerschappij van de macht, nr. 7673; uit de uitbeelding van Mozes, die de hand moest uitstrekken, dus het Goddelijk Ware, nrs. 6723, 6752, 7010, 7014, 7382; en uit de betekenis van de hemel, namelijk de hemel van de engelen.

Hoe het daarmee is gesteld dat de heerschappij van de macht van het Goddelijk Ware in de hemel, bij de aanvallende bestokers een nieuwe staat zou voortbrengen, die met de donkerheid wordt aangeduid, staat vast uit wat in de nrs. 7643, 7679 is getoond, namelijk dat de Heer voortdurend de hemel ordent en hen die daar zijn en de nieuwkomers, begiftigt met het hemels en geestelijk goede; deze ordening maakt dat de bozen bij graden worden verwoest; dat goede vloeit immers meer tegenwoordig in tot de bozen die in het tegengestelde zijn – want de Goddelijke invloeiing gaat door tot in de tegengestelde dingen en houdt zo de hellen in verband en in banden samen – en omdat de bozen al het goede in het boze verkeren, verkeren zij zo het goede dat meer tegenwoordig invloeit, in een groter boze en voor zoveel als zij dit doen, voor zoveel weerstaan zij het ware en het goede sterker, dat wil zeggen, bestoken zij zwaarder.

Vandaar komt het, dat er graden van verwoesting zijn, totdat zij tenslotte in de hel worden geworpen, die de laatste van de graden van verwoesting is.

Hieruit kan vaststaan dat uit de Heer niets dan alleen het goede voortgaat en dat Hij de bozen niet verwoest, te minder hen in de hel werpt, maar dat zij dit zichzelf doen.