15
En als de dageraad opging, drongen de engelen Lot aan, zeggende: Maak u op, neem uw huisvrouw, en uw twee dochteren, die voorhanden zijn, opdat gij in de ongerechtigheid dezer stad niet omkomt.
15
En als de dageraad opging, drongen de engelen Lot aan, zeggende: Maak u op, neem uw huisvrouw, en uw twee dochteren, die voorhanden zijn, opdat gij in de ongerechtigheid dezer stad niet omkomt.
2389. That the “sons-in-law” are the truths that are associated with the affections of good and of truth, in this case that were to be associated, is evident from the signification of “sons-in-law.” In the Word “a man” signifies truth, and a “wife” good (n. 265, 749, 915, 1007), for the reason that between truth and good there is a likeness of a marriage (n. 1432, 1904, 2173). Hence “sons-in-law” signify the knowledges of truth, with which are associated the affections of good (denoted by the “daughters”), but which here are to be associated, for it is said afterwards, in verse 14, that Lot went out and spoke to his sons-in-law that were marrying, that is, were about to marry his daughters.