Aaron
Aäron was de broer van Mozes. Hij symboliseert twee dingen, in verschillende stadia van het verhaal.
Tijdens het eerste deel van de uittocht, toen hij Mozes' woordvoerder was, vertegenwoordigt Mozes het Woord zoals het werkelijk is, zoals het in de hemel wordt begrepen, en Aäron vertegenwoordigt het Woord in zijn uiterlijke betekenis, zoals het door de mensen in de wereld wordt begrepen. Daarom spreekt hij voor Mozes en zegt de Heer over hem "hij zal voor u zijn als een mond, en gij zult voor hem zijn als God." (Exodus 4:16)
Later, nadat de tabernakel was gebouwd en hij als hogepriester was ingehuldigd (zie Leviticus hoofdstukken 8, 9), Aäron vertegenwoordigt de Heer met betrekking tot het Goddelijk Goede, en Mozes vertegenwoordigt de Heer met betrekking tot de Goddelijke Waarheid.
(références: Hemelse Verborgenheden 6998, Hemelse Verborgenheden 9806, Hemelse Verborgenheden 9936, 10397; Exodus 4:14, 28:1, 32:1; Leviticus 8, 9)
Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #10397
10397. En het volk vergaderde zich tot Aharon; dat dit betekent dat zij zich begaf tot de uiterlijke dingen van het Woord, van de Kerk en van de eredienst, gescheiden van het innerlijke, staat vast uit de betekenis van zich vergaderen, namelijk zich begeven; en uit de uitbeelding van Aharon, hier namelijk het uiterlijke van het Woord, van de Kerk en van de eredienst, gescheiden van het innerlijke.
Dat dit hier door Aharon wordt uitgebeeld, is omdat hij het hoofd van die natie was wanneer Mozes afwezig was en door Mozes, wanneer die afwezig was, wordt het Woord uitgebeeld, waaruit de Kerk en de eredienst is, zowel in de innerlijke als in de uiterlijke zin, zie nr. 9372.
Dat iets zodanigs door Aharon wordt uitgebeeld, blijkt ook uit alle en de afzonderlijke dingen, die over Aharon in het volgende wordt vermeld, namelijk dat hij het was die het kalf maakte en een feest uitriep en het volk losbandig maakte; en deze dingen vallen alle samen met het uiterlijke van het Woord, van de Kerk en van de eredienst, gescheiden van het innerlijke ervan.
Wie het innerlijke van het Woord, van de Kerk en van de eredienst scheidt van het uiterlijke, die scheidt het heilig Goddelijke ervan; het innerlijke is immers de geest ervan, het uiterlijke is het lichaam van die geest, en het lichaam zonder de geest is dood; dus is het dode vereren een afgod vereren, hier het gouden kalf vereren en daarvoor een feest uitroepen en zo het volk losbandig maken.
Hieruit kan vaststaan wat met Aharon in dit hoofdstuk wordt aangeduid.
Wat het innerlijke van het Woord, van de Kerk en van de eredienst is en wat het uiterlijke ervan, is in het voorgaande getoond.