Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2156
2156. ‘Mijn Heer’ betekent het Drievuldige in één, namelijk het Goddelijke zelf, het Menselijk Goddelijke en het Uitgaand Heilige en daar het Drievuldige in Eén is; daarom wordt hier in het enkelvoud gezegd ‘Heer’; evenzo in vers 27, 31 ‘Zie, ik bid U, ik heb mij verstout te spreken tot mijn Heer’; en vers 30, 32 ‘Ik bid U, dat mijn Heer niet toornig worde’. Verder worden deze drie Mannen ook Jehovah genoemd, vers 13 ‘Jehovah zei tot Abraham’; vers 14 ‘Zou iets voor Jehovah wonderlijk zijn’; vers 22 ‘Abraham was nog staande voor Jehovah’; vers 33 ‘En Jehovah ging weg, als Hij geëindigd had tot Abraham te spreken’. Hieruit blijkt dat de drie mannen, dat wil zeggen: het Goddelijke zelf, het Menselijk Goddelijke en het Uitgaand Heilige, met de Heer een en hetzelfde zijn, en dat de Heer met Jehovah een en dezelfde is. In het christelijk geloof, dat het symbolische wordt genoemd, wordt hetzelfde erkend, waar het met deze nadrukkelijke woorden wordt gezegd: Het zijn niet drie Ongeschapenen, niet drie Oneindigen, niet drie Eeuwigen, niet drie Almachtigen, niet drie Heren, maar Eén. Zij die zeggen, dat zij één hoogste Wezen erkennen: de Schepper van het heelal, zijn juist diegenen die deze Drievuldigheid, die in Eén is, scheiden; hetgeen diegenen die buiten de Kerk zijn, vergeven wordt; maar zij die binnen de Kerk zo spreken, erkennen zelfs niet eens een God en hoewel zij het zeggen en soms ook menen; nog minder erkennen zij de Heer.