来自斯威登堡的著作

 

Ware Christelijke Religie#331

学习本章节

  
/853  
  

331. Dat het kwade en het goede niet samen kunnen zijn, en dat zover het kwade verwijderd wordt, het goede beoogd en gevoeld wordt, komt omdat in de geestelijke wereld van ieder de sfeer van zijn liefde uitwasemt, die zich rondom verspreidt en doet voelen, en sympathieën en antipathieën verwekt. Door deze sferen worden de goeden van de bozen gescheiden. Dat het kwade verwijderd moet worden voordat het goede gekend, waargenomen en geliefd wordt, kan met vele dingen in de natuurlijke wereld worden vergeleken, zoals met het volgende: niemand kan een ander bezoeken, die een luipaard en een panter in zijn kamer houdt opgesloten en veilig met hen woont omdat hij ze te eten geeft, tenzij hij deze wilde dieren eerst heeft verwijderd. Wie, die tot de tafel van de koning en de koningin uitgenodigd is, wast niet eerst gezicht en handen voordat hij gaat. Wie gaat het bruidsvertrek met de bruid binnen na de bruiloft, zonder zich eerst geheel gewassen en het bruiloftskleed aangetrokken te hebben? Wie reinigt niet het erts door vuur en scheidt daarvan de slakken af, voordat hij zuiver goud en zilver wint? Wie scheidt niet het onkruid van de tarweoogst, voordat hij deze in de schuren brengt? En wie slaat niet het kaf van de gerst met dorsvlegels af, voordat hij deze in zijn huis verzamelt. Wie schuimt niet eerst het rauwe vlees bij het koken af, voordat het eetbaar wordt en op tafel komt? Wie schudt niet de wormen van de bladeren en van de bomen in de tuin, opdat de bladeren niet verteerd worden en zo de vrucht niet zal bederven? Wie verafschuwt niet vuilnis in huizen en portalen en reinigt ze niet daarvan, vooral wanneer een prins of prinses verwacht wordt, of de bruid of dochter van een vorst? Wie heeft een maagd lief en is van plan met haar te trouwen, terwijl zij behept is met kwaadaardige ziekten of bedekt met puisten en wratten, hoezeer zij ook haar gezicht opmaakt, zich prachtig kleedt en door gevlei met de mond de verleidingen van de liefde probeert te inspireren.

Dat de mens zich van het boze moet reinigen en niet moet verwachten dat de Heer dit rechtstreeks zal doen, daarmee is het in vergelijking net als met een knecht, die, rondlopend met mest en roet op gezicht en kleren, tot zijn meester zou gaan en zeggen: ‘Heer, was me!’ Zou zijn meester niet tot hem zeggen: ‘Dwaze knecht, wat zeg je? Kijk, daar is water, zeep en een doek. Heb je geen handen aan je lijf, die wat kunnen? Was jezelf’. En de Heer God zou zeggen: ‘De middelen ter reiniging zijn uit Mij en ook uw willen en uw kunnen zijn uit Mij: bedien u daarom van deze Mijne gaven en geschenken alsof zij de uwe waren, en gij zult gereinigd worden’, enzovoorts. Dat de uitwendige mens gereinigd moet worden, maar door de innerlijke, leert de Heer bij, (Mattheus 23, van begin tot einde).

  
/853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

来自斯威登堡的著作

 

Ware Christelijke Religie#455

学习本章节

  
/853  
  

455. Van welke aard echter de boze mens is naar zijn innerlijke mens en van welke aard de goede mens naar de zijne, kan men zien in de volgende korte beschrijving van hel en hemel, want de innerlijke mens bij de bozen is met de duivels in de hel verbonden, en bij de goede mens is deze verbonden met de engelen in de hemel. De hel is vanwege haar liefden in de verlustigingen van alle boosheden, dat wil zeggen, in de verlustigingen van haat, wraak, moord, plundering, diefstal, in de verlustigingen van beschimping en lastering en van de loochening van God en de ontwijding van het Woord. Deze dingen liggen verborgen in de begeerten, waarover de mens niet nadenkt; door deze verlustigingen ontbranden zij als aangestoken toortsen; zij zijn het, die in het Woord onder het helse vuur worden verstaan. De verlustigingen van de hemel daarentegen zijn de verlustigingen van de liefde jegens de naaste en van de liefde tot God. Aangezien de verlustigingen van de hel tegenovergesteld zijn aan die van de hemel, is er een grote tussenruimte tussen, waarin van boven de verlustigingen van de hemel invloeien en van onderen de verlustigingen van de hel. In het midden van deze tussenruimte is de mens zolang hij in de wereld leeft, opdat hij in het evenwicht is, en zo dus in de vrije staat om zich naar de hemel of naar de hel te wenden. Het is deze tussenruimte, die wordt verstaan onder de grote kloof, die er is tussen hen die in de hemel zijn en hen die in de hel zijn, (Lucas 16:26). Hieruit kan blijken, van welke aard de vriendschap is van de liefde tussen de bozen, namelijk, dat zij ten aanzien van de uitwendige mens een vertoon van zedelijkheid geeft in gebaren en gedragingen ten einde hun netten uit te spannen en uit te vissen waar de gelegenheid zich voordoet om de verlustigingen van hun liefden te genieten, waarvan hun innerlijke mens gloeit. Het is alleen de vrees voor de wet en vandaar voor hun goede naam en voor hun leven, die hen weerhoudt en hun daden belemmert. Vandaar is hun vriendschap als een spin in suiker, een adder in brood, een krokodillenjong in een honingkoek en een slang in het gras. Van dien aard is de vriendschap van de bozen met iedereen; maar tussen de bevestigde bozen, zoals tussen dieven, rovers en kapers is zij een vertrouwelijke, zolang zij eensgezind op buit loeren, want dan kussen zij elkaar als broers, verlustigen zich aan gelagen, zang en dans en zweren samen tot het verderf van anderen, niettemin beschouwt eenieder diep in zichzelf zijn makker zoals een vijand zijn vijand, en dit ziet de sluwe rover ook werkelijk in zijn makker en is op zijn hoede voor hem. Hieruit blijkt duidelijk dat er tussen zulke mensen geen vriendschap is, maar innerlijk verborgen haat.

455 [a]. Elk mens die zich niet openlijk met boosdoeners in betrekking gesteld en roverijen gepleegd heeft, maar een burgerlijk, zedelijk leven heeft geleid ter wille van verschillende nutten als einddoelen, maar toch de begeerten die in de innerlijke mens zijn, niet beteugeld heeft, kan geloven dat zijn vriendschap niet van dien aard is; maar dat zij toch in verschillende graden zo is bij allen die het geloof verwerpen en de heilige dingen van de Kerk verachten en die als van geen waarde voor hen, maar alleen voor het gemeen achten, is mij door tal van voorbeelden in de geestelijke wereld als zeker te weten gegeven. Bij sommigen van hen lagen de verlustigingen van de helse liefden verborgen als het vuur in smeulende houtblokken met schors overdekt; bij sommigen als vurige kolen onder as; bij sommigen als toortsen van was die ontvlammen zodra ze bij het vuur gehouden worden; en bij sommigen weer anders. Van dien aard is elk mens die uit zijn hart de dingen heeft verworpen, die tot de godsdienst behoren; de innerlijke mens van zulke personen is in de hel en zolang zij in de wereld leven en dan vanwege de in uitwendige dingen afgebeelde zedelijkheid dit niet weten, erkennen zij geen anderen als hun naaste dan zichzelf en hun kinderen, en de overigen zien zij ňf met verachting aan en zijn dan als katten die de vogels in hun nesten belagen, ňf met haat, en zijn dan als wolven wanneer die honden zien die zij zouden willen verscheuren. Deze dingen weren aangevoerd opdat men zal weten, van welke aard de naastenliefde is in het tegenovergestelde.

  
/853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

来自斯威登堡的著作

 

Ware Christelijke Religie#456

学习本章节

  
/853  
  

456. De verbinding van de liefde tot God en van de liefde jegens de naaste.

Het is bekend, dat de van de berg Sinaď af verkondigde Wet geschreven was op twee tafelen, en dat de ene daarvan betrekking heeft op God en de andere op de mensen, en dat zij in de hand van Mozes één tafel waren, en dat was geschreven op de rechterzijde God betrof en dat was geschreven op de linkerzijde de mensen betrof; en dat zo dus, aan de ogen van de mensen voorgelegd, het geschrevene aan beide zijden tegelijkertijd gezien werd, zodat het ene gedeelte tegenover het andere stond, zoals Jehovah sprekend met Mozes en Mozes met Jehovah van aangezicht tot aangezicht, gelijk men leest. Dit was gedaan opdat de zo verenigde tafels de verbinding zouden uitbeelden van God met de mensen en wederkerig van de mensen met God; op grond hiervan werd de daarop geschreven wet ‘Verbond en Getuigenis’ genoemd. Het verbond betekent de verbinding en de getuigenis het leven overeenkomstig de verdragen. Uit deze twee zo verenigde tafels kan men de verbinding zien van de liefde tot God en van de liefde jegens de naaste. De eerste tafel behelst alle dingen die tot de liefde tot God behoren, welke voornamelijk zijn dat men één God moet erkennen, de Goddelijkheid van Zijn Menselijke en de heiligheid van het Woord; en dat Hij vereerd moet worden door de heilige dingen die uit Hem voortgaan. Dat deze tafel deze dingen behelst, blijkt uit hetgeen in het vijfde hoofdstuk over de geboden van de Decaloog werd uitgelegd. De tweede tafel behelst alle dingen die tot de liefde jegens de naaste behoren: de eerste vijf geboden de dingen die tot de handeling behoren, en de werken worden genoemd; en de twee laatste dingen die tot de wil behoren, dus die dingen, welke tot de naastenliefde in haar oorsprong behoren, want daarin wordt gezegd: ‘Gij zult niet begeren’; en wanneer de mens de dingen niet begeert die van de naaste zijn, zo wil hij hem goed doen. Dat de tien geboden van de Decaloog alle dingen bevatten die tot de liefde tot de Heer behoren en alle dingen die tot de liefde jegens de naaste behoren, zie men eerder in nrs. 329, 330, 331, waar eveneens werd aangetoond, dat de verbinding van beide tafelen bij hen is die in de naastenliefde zijn.

  
/853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.