来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#9305

学习本章节

  
/10837  
  

9305. ‘Ad perducendum te ad locum quem praeparavi’: quod significet introductionem ab Ipso in caelum secundum bonum vitae et fidei, constat ex significatione ‘perducere ad locum’, hoc est, in terram Canaanem, quod sit introducere in caelum, per ‘terram Canaanem’ enim 1 significatur Ecclesia, et quoque caelum, n. 1607, 3038, 3481, 3705, 3686, 4447, 5136, 6516; nam per introductionem filiorum Israelis in illam terram repraesentabatur fidelium introductio in caelum; et ex significatione ‘praeparare’ cum de caelo, quod per ‘terram Canaanem’ significatur, quod sit donare id ex misericordia illis qui in bono vitae et fidei sunt, nam illis dicitur caelum praeparatum, ut apud Matthaeum, Tum dicet Rex illis qui a dextris, Venite, benedicti Patri: Mei, tanquam hereditatem possidete praeparatum vobis regnum a fundatione mundi, 15:34:

apud Marcum, Sedere a dextris Meis et a sinistris Meis non est Meum dare sed quibus praeparatum est, 10:40:

et apud Johannem, Abeo ad praeparandum locum vobis; et si abivero et praepara vero vobis locum, iterum veniam, et assumam vos ad Me Ipsum ut ubi sum Ego, etiam vos sitis, 14:2, 3;

‘praeparare’ enim ‘caelum’ est praeparare illos qui introducendi sunt in caelum, nam secundum praeparationem, hoc est, secundum receptionem boni, donatur caelum; caelum enim est in homine, et locus ei in caelo est secundum statum vitae et fidei in quo est, nam locus ibi correspondet statui vitae, quapropter etiam locus apparet in altera vita 2 secundum statum vitae, ac in se est status, n. 2625, 2837 3356, 3387, 4321, 4882, 3 5605, 7381.

脚注:

1. per terram enim Canaan

2. apparens in altera vita est

3. The editors of the third Latin edition made a minor correction here. For details, see the end of the appropriate volume of that edition.

  
/10837  
  

This is the Third Latin Edition, published by the Swedenborg Society, in London, between 1949 and 1973.

来自斯威登堡的著作

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#3745

学习本章节

  
/10837  
  

3745. Hoe groot en hoedanig de verscheidenheid is, kan blijken uit de verscheidenheid in het menselijk lichaam; het is bekend, dat het ene orgaan en lid niet gelijk is aan het ander, zoals het orgaan van het gezicht niet gelijk is aan het orgaan van het gehoor en dat het evenzo gesteld is met het orgaan van de reuk en met het orgaan van de smaak en ook met het orgaan van de tastzin, dat zich over het gehele lichaam uitstrekt. Zo ook met de leden, zoals de armen, handen, lendenen, voeten, voetzolen; maar ook met de ingewanden die binnenin liggen opgesloten, zoals die, welke tot het hoofd behoren, namelijk de hersenen, de kleine hersenen, het verlengde merg en het ruggenmerg, met alle kleine organen, ingewanden, vaten en vezels, waaruit zij zijn samengesteld; en verder die welke tot het lichaam onder het hoofd behoren, zoals het hart, longen, maag, lever, alvleesklier, milt, darmen, darmscheil, nieren en ook die, welke in beide geslachten tot de voorplanting bestemd zijn. Het is bekend dat alle en elk van deze dingen onderling ongelijk zijn naar de vormen en naar de functies en wel zo ongelijk, dat zij geheel en al verschillen. Evenzo zijn er vormen binnen de vormen, die eveneens van zo’n verscheidenheid zijn, dat niet één vorm, zelfs niet één kleinste deeltje, volkomen gelijk is aan een ander, namelijk zozeer gelijk, dat het in de plaats van het andere gesteld kan worden, zonder enige verandering, hoe gering ook. Al deze dingen stemmen in het algemeen en in het bijzonder met de hemelen overeen, maar op zo’n wijze, dat de dingen die bij de mens lichamelijk en stoffelijk zijn, daar hemels en geestelijk zijn; en zij stemmen op zo’n wijze overeen, dat zij daardoor bestaan en blijven bestaan.

  
/10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl