Hemel en Hel#521

原作者: 伊曼纽尔斯威登堡

学习本章节

  
/603  
  

521. NIEMAND GAAT DE HEMEL IN DOOR ONMIDDELLIJKEGENADE

Zijdie niet onderwezen zijn over de hemel en de weg daarheen, noch over het leven van de hemel in de mens, menen dat de opneming in de hemel alleen afhangt van genade die geschonken wordt aan hen die geloofd hebben en door voorspraak van de Heer; met andere woorden dat het niets anders is dan een toelating door list en dat alle mensen zonder uitzondering zalig kunnen worden, indien de Heer dit wil. Sommigen menen zelfs dat al de bewoners van de hel ook zalig zullen worden. Maar zij zijn geheel onbekend met de natuur van de mens en dat hij zo van aard is als zijn leven is, en dat zijn leven overeenkomstig zijn liefde is, niet alleen het innerlijk van zijn wil en zijn verstand, maar ook het uiterlijk dat tot zijn lichaam behoort en dat het lichamelijk omkleedsel alleen de uiterlijke vorm is, waardoor het innerlijk zich openbaart, en waaruit volgt dat de gehele mens zijn eigen liefde is. (zie nr. 363)Ook weten zij niet dat het lichaam niet op zichzelf leeft, maar wel door zijn geest; dat de geest van de mens werkelijk zijn genegenheid zelf is, en dat zijn geestelijk lichaam niets anders is dan de genegenheid van de mens in menselijke vorm, zoals die dan ook verschijnt na de dood.(zie nr. 453-460) Zolang deze dingen onbekend zijn, kan de mens geloven dat de zaligheid niets anders is dan een handeling van het Goddelijk welbehagen, dat gunst en genade wordt genoemd.

  
/603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.