Из Сведенборгових дела

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3218

Проучите овај одломак

  
/ 10837  
  

3218. Wanneer de engelen in de aandoeningen zijn en tevens daarover in gesprek, vallen dergelijke dingen in de lagere sfeer bij de geesten in diersoorten van uitbeeldende aard. Wanneer er sprake is van goede aandoeningen, vertonen zich schone, zachtaardige en nuttige dieren, zoals die in de uitbeeldende Goddelijke eredienst in de Joodse Kerk bij de offeranden gebruikgemaakt werden, zoals: lammeren, schapen, bokjes, geiten, rammen, bokken, kalveren, stieren, ossen; en al wat dan op het dier verschijnt, beeldt de een of andere eigenschap van hun gedachte uit, die aan de rechtschapen geesten ook gegeven wordt waar te nemen. Hieruit kan blijken wat er werd aangeduid door de dieren in de riten van de Joodse Kerk en wat door deze dieren, waar zij in het Woord vermeld staan, namelijk de aandoeningen, zie de nrs. 1823, 2179, 2180. Het gesprek van de engelen over boze aandoeningen wordt echter uitgebeeld door afschuwelijke, wrede en onnuttige dieren, zoals: tijgers, beren, wolven, schorpioenen, slangen, muizen en dergelijke, zoals deze aandoeningen ook in het Woord daarmee worden aangeduid.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Из Сведенборгових дела

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 991

Проучите овај одломак

  
/ 10837  
  

991. Dat de woorden bij alle vissen van de zee’ de vergaarde kennis betekenen, blijkt uit de betekenis van de vis. De vissen betekenen in het Woord de vergaarde kennis, welke haar oorsprong in de zinnelijke dingen vindt, want er zijn drieërlei geslachten van vergaarde kennis: de verstandelijke, de redelijke en de zinnelijke; alle worden in het geheugen of liever, in de geheugens gezaaid, en in de wedergeboren mens worden zij daaruit door de Heer tevoorschijn geroepen door middel van de innerlijke mens. Deze uit het zinnelijke afkomstige vergaarde kennis, komt bij de mens tot gevoel of gewaarwording, wanneer hij in het lichaam leeft, want uit deze vergaarde kennis denkt hij. Met de overige soorten kennis, die meer innerlijk zijn, is het niet zo het geval, vooraleer hij, van het lichaam ontdaan, in het andere leven komt. Dat de vissen of de kruipende dieren, welke de wateren voortbrengen, de vergaarde kennis betekenen, zie men eerder in nr. 40, en dat het zeemonster of de walvis het gezamenlijke van de vergaarde kennis beduidt, in nr. 42;

en bovendien kan het nog uit de navolgende plaatsen in het Woord blijken; bij Zefanja: ’Ik zal verlaten de mens en het beest; Ik zal verlaten de vogel van de hemel, en de vissen van de zee’, (Zefanja 1:3);

waar de vogel van de hemel de dingen van de rede, de vissen van de zee voor de dingen van de lagere rede, of voor het denken van de mens uit de zinnelijke vergaarde kennis staan.

Bij Habakuk:

‘Gij zult de mens maken als vissen van de zee, als het kruipende dier, dat geen heerser heeft’, (Habakuk 1:14);

de mens maken als de vissen van de zee voor: geheel en al zinnelijk.

Bij Hosea:

‘Het land zal treuren, en een iegelijk, die daarin woont, kwelen, het wilde dier van veld, en de vogel van de hemelen en ook de vissen van de zee zullen vergaard worden’, (Hosea 4:3);

vissen van de zee hier voor de vergaarde kennis uit de zinnelijke dingen.

Bij David:

‘Gij hebt alles onder Zijn voeten gezet, de beesten van het veld, het gevogelte van de hemel, en de vissen van de zee, hetgeen de paden van de zee doorwandelt’, (Psalm 8:7, 8, 9);

daar is van de heerschappij van de Heer bij de mens sprake; vissen van de zee voor de vergaarde kennis. Dat de zeeën alle vergaarde kennis of van de erkentenissen betekenen, zie men eerder in nr. 28.

Bij Jesaja:

‘De vissers zullen treuren, en allen, die de angel in de rivier werpen, zullen rouw maken, en die het net uitbreiden over de aangezichten van de wateren, zullen kwelen’, (Jesaja 19:8, 9);

de vissers staan voor hen, die alleen op de zinnelijke dingen vertrouwen, en daaruit valsheden opmaken; er is daar sprake van Egypte of van de wetenschap.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Из Сведенборгових дела

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1823

Проучите овај одломак

  
/ 10837  
  

1823. Dat de woorden ‘neem een driejarige vaars en een driejarige geit, en een driejarige ram’ de dingen betekenen, die uitbeeldingen zijn van de hemelse dingen van de Kerk, blijkt uit de betekenis van deze dieren bij de offers. Niemand, die gezond denkt, kan geloven, dat de verschillende dieren die geofferd werden, niets anders te betekenen hadden dan alleen offers, of dat de os en de jonge stier of de vaars dezelfde betekenis hadden als het schaap, de bok en de geit, en deze dezelfde als het lam, en een soortgelijke als de tortelduif en de jongen van de duiven, terwijl toch elk dier zijn bijzondere betekenis had. Dat kan voldoende hieruit blijken, dat nooit het een in de plaats van het andere werd opgedragen, en dat uitdrukkelijk werden opgegeven welke bij de brandoffers, en bij de dagelijkse offers, bij de sabbat- en bij de feestoffers zouden geofferd worden, welke bij de vrijwillige, de gelofte- en de dankoffers, welke bij de verzoenende schuld- en zondeoffers, en welke bij de reinigingsoffers; dit zou nooit gebeurd zijn, wanneer niet door elk dier iets bijzonders was uitgebeeld en aangeduid. Maar het zou te ver voeren om hier uiteen te zetten wat elk dier in het bijzonder betekent; genoeg dat men hier weet, dat het hemelse dingen zijn, welke door dieren worden aangeduid, en geestelijke dingen, die door de vogels worden aangeduid, en door elk iets hemels en geestelijks in het bijzonder. De Joodse Kerk zelf en alle dingen van de Joodse Kerk, waren uitbeeldingen van de dingen die tot het rijk van de Heer behoren, waarin niets dan het hemelse en geestelijke is, dat wil zeggen, niets dan hetgeen tot de liefde en het geloof behoort, zoals ook voldoende kan blijken uit de betekenis van de reine en nuttige dieren, waarover is gehandeld in de nrs. 45, 46, 142, 143, 246, 714, 715, 776. Daar deze in de Oudste Kerk de hemelse goedheden betekenden, zijn zij later in de Kerk, toen de godsdienst alleen uiterlijk was geworden, en als uitbeeldend werd beschouwd en erkend, uitbeeldingen geworden. Daar hier over de staat van de Kerk wordt gehandeld, en voorzegd wordt van welke aard zij in de toekomst zal zijn, werd het door dergelijke uitbeeldingen aan Abram getoond, geheel zoals het hier vermeld wordt, maar toch worden in de innerlijke zin dergelijke dingen aangeduid. Dit kan eenieder bedenken en weten, want waartoe zou het gediend hebben, om een driejarige vaars, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif te nemen, ze in tweeën te delen, en zo neer te leggen, wanneer niet alles tot in bijzonderheden aanduidingen waren geweest; wat zij betekenen, kan uit hetgeen volgt blijken.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl