Из Сведенборгових дела

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1736

Проучите овај одломак

  
/ 10837  
  

1736. Dat de Heer Jehovah is, die hier de Allerhoogste God genoemd wordt, blijkt duidelijk uit het Woord; bij Jesaja:

‘Jehovah Zebaoth is Zijn naam, en uw Verlosser, de Heilige Israëls, wordt de God der ganse aarde genoemd’, (Jesaja 54:5), waar duidelijk gezegd wordt, dat de Verlosser en de Heilige Israëls, die alleen de Heer is, Jehovah Zebaoth en de God der ganse aarde is.

Bij dezelfde:

‘Alzo zei Jehovah, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Ik ben Jehovah uw God’, (Jesaja 48:17).

Bij dezelfde:

‘Ik help u, spreekt Jehovah, uw Verlosser, de Heilige Israëls’, (Jesaja 41:14). Heilige Israëls en God Israëls wordt heel vaak gezegd; dat de Heer de Heilige Israëls en de God Israëls is, blijkt duidelijk hieruit, ‘dat zij de God Israëls zagen, onder Zijn voeten als een werk van saffiersteen en als het wezen des hemels in zijn zuiverheid’, (Exodus 24:10). De Joodse Kerk heeft ook geen ander erkend en Jehovah genoemd, daar zij een God Jehovah vereerden, en dit des te meer omdat – hetgeen de meesten van hen onbekend was – alle riten van de Kerk Hem uitbeeldden, en alle dingen van het Woord in de innerlijke zin Hem betekenden.

Bij Jesaja:

‘Hij zal de dood verslinden in alle eeuwigheid, en de Heer Jehovih zal de tranen van alle aangezichten afwissen; en men zal te dien dage zeggen: Ziet, deze is onze God, wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken; Deze is Jehovah, wij hebben Hem verwacht; wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn heil’, (Jesaja 25:8, 9), waar gehandeld wordt over de komst van de Heer.

Bij dezelfde:

‘Ziet, de Heer Jehovih zal in sterkte komen, en Zijn arm zal voor Hem heersen; gelijk een herder zal Hij Zijn kudde weiden, ze in Zijn arm vergaderen, de lammetjes in Zijn schoot dragen, de zogenden zal Hij leiden’, (Jesaja 40:10, 11), waar duidelijk over de Heer wordt gehandeld, die de Heer Jehovih is. In sterkte zal Hij komen en Zijn arm voor Hem heersen, betekent dat Hij met eigen macht de hellen zal overwinnen; de kudde weiden, in de arm vergaderen, de lammetjes in de schoot dragen, de zogenden leiden, wordt gezegd van Zijn liefde of van Zijn barmhartigheid.

Bij dezelfde:

‘Alzo zei Jehovah, die de hemelen geschapen heeft, Hij God Zelf, die de aarde geformeerd heeft en die ze gemaakt heeft, Hij, die ze bevestigd heeft, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zijn zou, Hij heeft ze geformeerd, opdat men daarin wonen zou; Ik ben Jehovah en niemand meer. Ben niet Ik Jehovah en anders geen God behalve Mij, een gerecht God en Heiland is er niet behalve Mij; ziet op naar Mij, en wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer’, (Jesaja 45:18, 21, 22), Hier is duidelijk van de Heer sprake, dat Hij alleen Jehovah en God is; dat de hemelen scheppen en de aarde formeren betekent tot wedergeboorte brengen, dus dat de Schepper van hemel en aarde de Regenerator is, zie de nrs. 16, 88, 472 en elders. Daarom wordt de Heer herhaaldelijk Schepper, Formeerder en maker genoemd.

Bij dezelfde:

‘Gij zijt onze Vader, want Abraham kent ons niet, en Israël erkent ons niet, Gij Jehovah, onze Vader, onze Verlosser, is van eeuwigheid Uw Naam’, (Jesaja 63:15, 16);

waar duidelijk van de Heer sprake is, die alleen de Verlosser is.

Bij Mozes:

‘Hoedt u voor Zijn aangezichten, en hoort naar Zijn stem, en verbittert Hem niet, want Hij zal ulieder overtreding niet verdragen, want Mijn Naam is in het midden van Hem’, (Exodus 23:21);

dat de naam het wezen is, zie men de nrs. 144, 145, en dat in het midden het binnenste is, nr. 1074.

Bij Jesaja:

‘Een Knaap is ons geboren, een Zoon is ons gegeven; en de heerschappij zal op Zijn schouder zijn; Zijn Naam zal genoemd worden: Wonderlijk, Raad, God Held, Vader der eeuwigheid, Vredevorst’, (Jesaja 9:5, 6);

waar duidelijk blijkt dat de Heer bedoeld is.

Bij Jeremia:

‘Ziet de dagen komen, dat Ik aan David een gerechte spruit zal verwekken, en Hij zal als koning regeren, en met inzicht handelen, en gericht en gerechtigheid doen op de aarde; in Zijn dagen zal Jehudah verlost worden, en Israël zal zeker wonen, en dit zal zijn, Zijn Naam, waarmee men Hem noemen zal: Jehovah onze gerechtigheid’, (Jeremia 23:5, 6), waar duidelijk de Heer bedoeld wordt.

Bij Zacharia:

‘Jehovah zal tot Koning zijn over de ganse aarde; te dien dage zal Jehovah één zijn, en Zijn naam één’, (Zacharia 14:9);

duidelijk over de Heer; de Naam staat voor het Wezen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Из Сведенборгових дела

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3063

Проучите овај одломак

  
/ 10837  
  

3063. Dat de woorden ‘en doe barmhartigheid’ de invloeiing van de liefde betekenen, blijkt uit het wezen van de barmhartigheid, namelijk de liefde. De liefde zelf wordt in barmhartigheid verandert en wordt barmhartigheid, wanneer iemand die hulp nodig heeft, wordt aangezien uit liefde of naastenliefde; vandaar is de barmhartigheid de uitwerking van de liefde jegens hulpbehoevenden en ellendigen. Hier wordt echter onder de barmhartigheid in de innerlijke zin de liefde verstaan en door barmhartigheid doen, de invloeiing van de liefde, omdat het geschiedt vanuit het Goddelijke Zelf van de Heer in Zijn Goddelijk Menselijke; want het is de Goddelijke liefde, die de Heer had, waardoor Hij Zijn Menselijke Goddelijk maakte, want de liefde is het Zijn zelf van het leven, maar de Goddelijke Liefde heeft niemand dan de Heer. Men zie waar eerder over de Liefde van de Heer is gezegd; namelijk dat het leven van de Heer liefde was jegens het gehele menselijke geslacht, nr. 2253;

en dat Hij daaruit streed, nrs. 1690, 1789, 1812, 1813, 1820;

dat zij alle verstand te boven gaat, nrs. 1799, 2077;

dat de Heer de Goddelijke Liefde Zelf is, nrs. 2500, 2077, 2572;

dat Jehovah liefde is, nr. 1735;

dat niets leeft dan de liefde, nr. 1589;

dat wie wederkerige liefde heeft, het leven van de Heer heeft, nrs. 1799, 1802, 1803;

dat de liefde en de naastenliefde het hemelse zelf is, nrs. 1419, 1824.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Из Сведенборгових дела

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1799

Проучите овај одломак

  
/ 10837  
  

1799. Dat de woorden ‘Zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn’ betekenen, dat alleen het uiterlijke in het rijk van de Heer was, dit blijkt uit de betekenis van de erfgenaam en van erven in de innerlijke zin. Erfgenaam worden of erven betekent het eeuwige leven in het rijk van de Heer. Allen die in het rijk van de Heer zijn, zijn erfgenamen, want zij leven uit het leven van de Heer, dat het leven van de wederkerige liefde is, en vandaar worden zij zonen genoemd. Zonen van de Heer of erfgenamen zijn allen, die in Zijn leven zijn, daar uit Hem hun leven voortkomt, en zij van Hem geboren zijn, dat wil zeggen, wedergeboren. Zij die van iemand geboren zijn, zijn erfgenamen, dus allen, die van de Heer zijn wedergeboren, want dan ontvangen zij het leven van de Heer. In het rijk van de Heer zijn uiterlijke, innerlijke en binnenste geesten; de goede geesten, die in de eerste hemel zijn, zijn uiterlijken; de engelgeesten, die in de tweede hemel zijn, zijn innerlijken; de engelen die in de derde hemel zijn, zijn binnensten. Zij die uiterlijken zijn, zijn de Heer niet zo verwant of nabij als de innerlijken en dezen niet zo verwant of nabij als de binnensten. De Heer wil uit de Goddelijke Liefde of Barmhartigheid, allen dicht bij Zich hebben, en dat zij niet buiten zullen staan, dat wil zeggen, in de eerste hemel, maar Hij wil, dat zij in de derde hemel, en als het kon, niet alleen bij Hem maar in Hem zijn. Van dien aard is de Goddelijke Liefde of de Liefde van de Heer. En daar de Kerk toentertijd alleen in uiterlijke dingen was, beklaagt Hij zich hier en zegt:

‘Zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn’, waarmee wordt aangeduid, dat dus alleen het uiterlijke in Zijn rijk was. Maar dan komt de vertroosting en de belofte over de innerlijke dingen in de vlak daarop volgende verzen. Wat het uiterlijke van de Kerk is, werd eerder gezegd in de nrs. 1083, 1098, 1100, 1151 en 1153. De leer zelf maakt niet het uiterlijke, nog minder het innerlijke uit, zoals hier eerder werd gezegd, en zij maakt bij de Heer niet het onderscheid tussen de Kerken uit, maar wat de Kerken onderscheidt is het leven overeenkomstig de leringen, welke alle, als die waar zijn, de naastenliefde als grondslag beschouwen. Waartoe dient de leer anders dan dat zij leert hoe de mens zal zijn? In de christelijke wereld zijn het de leringen die de Kerken onderscheiden, en vandaar noemen zij zich: rooms-katholieken, luthersen, calvinisten of hervormden en evangelischen, en nog andere namen. Dat zij zo heten, komt alleen van de leer; dit zou nooit het geval zijn, wanneer zij de liefde tot de Heer en de liefde jegens de naaste tot hoofdzaak van het geloof hadden gemaakt; dan zouden die dingen alleen verschillen van de opvattingen over de mysteries van het geloof, en de ware christenen zouden ze aan eenieder overlaten overeenkomstig zijn geweten, en in hun hart zeggen, dat men een waar christen is, wanneer men als een christen leeft of zoals de Heer leert. Zo zou uit alle verschillende Kerken één enkele worden, en alle redetwisten, die alleen uit de leer ontstaan zouden verdwijnen, ja zelfs zou de haat van de een tegen de ander meteen vergaan, en het Rijk van de Heer op aarde zou zijn aangebroken. De Oude Kerk vlak na de vloed, hoewel over vele rijken verspreid, was niettemin van dien aard, namelijk dat zij wat de leringen betreft, zeer van elkaar verschilden, maar toch van de naastenliefde de hoofdzaak maakten, en de godsdienst niet beschouwden vanuit de leerstellingen die tot het geloof behoren, maar vanuit de naastenliefde, welke tot het leven behoort, hetgeen verstaan wordt onder de woorden dat ‘allen van enerlei lip en van enerlei woorden waren’, (Genesis 11:1) zie hierover nr. 1285.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl