Из произведений Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6072

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

6072. En Farao zei tot de broers van hem; dat dit de doorvatting betekent, staat vast uit de betekenis van zeggen, namelijk doorvatten, waarover nr. 6063;

en uit de uitbeelding van Farao, namelijk het natuurlijke en het wetenschappelijke in het algemeen, nr. 6063;

en uit de uitbeelding van de zonen van Jakob, die hier de broers zijn, namelijk de ware dingen van de Kerk in het natuurlijke, nr. 6064; daaruit blijkt dat met ‘Farao zei tot de broers van hem’ het doorvatten van het natuurlijke wordt aangeduid ten aanzien van de ware dingen van de Kerk daar.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Из произведений Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9410

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

9410. Zond Hij niet Zijn hand; dat dit betekent dat daar niet het ware in zijn macht is, staat vast uit de betekenis van de hand, namelijk de macht die er is door het ware; dat de hand de macht is, zie de nrs. 878, 3091, 3387, 4931-4937, 5327, 5328, 5544, 6947, 7011, 7188, 7189, 7518, 7673, 8050, 8153, 8281, 9025, 9133; dat zij er is door het ware, nrs. 3091, 3503, 6344, 6423, 8304; en dat alle macht van het ware is vanuit het goede, dus door het goede uit de Heer, nrs. 6948, 8200, 9327; daaruit blijkt dat met, ‘Hij zond Zijn hand niet tot de afgezonderde zonen Israëls’ wordt aangeduid dat degenen die zijn in de uiterlijke zin van het Woord gescheiden van de innerlijke niet het ware in zijn macht hebben.

De oorzaak dat bij hen niet het ware in zijn macht is, is deze dat zij gescheiden zijn van de hemel en zo van de Heer; het Woord immers verbindt de mens met de hemel en door de hemel met de Heer, aangezien alle dingen die van de zin van de letter van het Woord zijn, overeenstemmen met de geestelijke en de hemelse dingen, waarin de engelen zijn; en met dezen is er geen vergemeenschapping, indien het Woord slechts volgens de letter wordt gezien en niet tegelijk volgens enige leerstelling van de Kerk, dat het innerlijke van het Woord is.

Tot voorbeeld mogen dienen de woorden van de Heer tot Petrus: ‘Gij zijt Petrus en op deze rots zal Ik Mijn Kerk bouwen; en de poorten der hel zullen dezelve niet overmogen. En Ik zal u geven de sleutels van het Koninkrijk der hemelen en al wat gij zult hebben gebonden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen en al wat gij zult hebben ontbonden op de aarde, zal ontbonden zijn in de hemelen’, (Mattheüs 16:18,19); evenzo tot de discipelen: ‘Voorwaar zeg Ik u: Alle dingen die gij zult hebben gebonden op de aarde, zullen gebonden zijn in de hemel en alle dingen die gij zult hebben ontbonden op de aarde, zullen ontbonden zijn in de hemel’, (Mattheüs 18:18).

Zij die zijn in de uiterlijke zin van het Woord, gescheiden van de innerlijke, dus zij die gescheiden zijn van de ware leer van de Kerk, overreden zich dat zo’n macht door de Heer aan Petrus is gegeven en eveneens aan de overige discipelen van de Heer; vandaar die helse ketterij, dat het in het menselijk vermogen ligt om naar believen onverschillig wie ook in de hemel binnen te laten en van de hemel buiten te sluiten; terwijl toch volgens de ware leer van de Kerk, die ook het innerlijke van het Woord is, alleen de Heer die mogendheid heeft.

Daarom vatten degenen die in de uiterlijke dingen van het Woord zijn en tegelijk in de innerlijke, deze dingen die zijn gezegd over het geloof en de waarheden ervan die uit de Heer zijn en dat het geloof uit de Heer, dus de Heer Zelf, die mogendheid heeft en dus geenszins welk mens ook.

Dat dit zo is, kan vaststaan uit de uitbeelding van Petrus en van de twaalf discipelen en ook uit de betekenis van de rots en eveneens uit de betekenis van de sleutels; dat Petrus het geloof heeft uitgebeeld zie de voorrede tot (Genesis 18 en 22) en de nrs. 3750, 4738, 6000, 6073; en dat de twaalf discipelen van de Heer, zoals de twaalf stammen van Israël, alle dingen van het geloof en van de liefde hebben uitgebeeld, nrs. 3488, 3858, 6397; dat de Rots de Heer betekent ten aanzien van het geloof en dus het geloof dat uit de Heer is, nr. 8581; en dat de sleutels de macht betekenen, staat vast uit de plaatsen in het Woord, waar de sleutels worden genoemd, zoals bij Johannes: ‘Ik ben de Eerste en de Laatste, Die leeft en Ik ben dood geweest; maar zie, Ik leef in de eeuwen der eeuwen en Ik heb de sleutels der hel en des doods’, (Openbaring 1:18).

Bij dezelfde: ‘Deze dingen zegt de Heilige, de Ware, Die heeft de sleutel Davids, Die opent zodat niemand sluit en sluit zodat niemand opent’, (Openbaring 3:8); en bij Jesaja: ‘Ik zal de sleutel van het huis van David op Zijn schouder geven, opdat Hij opent en niemand sluit en ook niemand opent’, (Jesaja 22:22); dat in deze plaatsen de sleutel de macht is, is duidelijk; en dat alleen de Heer die heeft.

Hieruit kan vaststaan, hoedanig degenen zijn die in de uiterlijke zin van het Woord gescheiden van de innerlijke zijn, namelijk dat zij geen verbinding met de hemel hebben, dus ook niet met de Heer; zoals degenen die deze woorden van de Heer tot Petrus en tot de discipelen ontvouwen volgens de letter, dat zij voor zich de macht opeisen van het menselijk geslacht te zaligen en zich tot goden van hemel en aarde maken en dit uit de waanzinnige liefde van zich en van de wereld.

Eenieder die vanuit gezonde rede denkt, kan zien en begrijpen, dat de mens niet één zonde kan ontbinden, aangezien de zonde niet wordt ontbonden dan alleen door de formering van een nieuw leven, dat wil zeggen, door de wederverwekking uit de Heer; dat de wederverwekking voortduurt tot aan het einde van het leven van de mens in de wereld en daarna tot in het eeuwige, zie de nrs. 8548-8553, 8635-8640, 8742-8747, 8853-8858, 8958-8968.

Wat het Ware is zijn macht is, zal ook in het kort worden gezegd; dat de engelen in het Word machten worden genoemd en eveneens dat zij machten zijn, is in de Kerk bekend; maar zij zijn niet machten uit zichzelf, maar uit de Heer, aangezien zij de opnemenden zijn van het Goddelijk Ware dat uit de Heer is.

Zij hebben zo’n macht uit de Heer, dat één van hen duizend van de duivelse bende kan verjagen, in de hellen opsluiten en in bedwang houden.

Het Goddelijk Ware immers dat uit de Heer is, vervult de hemelen en maakt de hemelen, en indien u het wilt geloven, door dit Goddelijk Ware zijn alle dingen gemaakt en geschapen; het Woord, dat in den beginne bij God was en dat God was, waardoor alle dingen zijn geschapen en waardoor de wereld is gemaakt (Johannes 1:1-14), is het Goddelijk Ware; dat dit het enige substantiële is, waaruit alle dingen zijn, kunnen weinigen vatten, aangezien men heden ten dage geen ander idee heeft ten aanzien van het Goddelijk Ware, dan een zodanige opvatting als de spraak van de mond van een gebieder, volgens welke de bevelen moeten worden uitgevoerd; maar hoedanig idee men daarover dient te hebben, zie nr. 9407.

De Almacht van het Goddelijk Ware dat uit de Heer is, wordt in vele plaatsen in het Woord beschreven en eveneens bij Johannes in de Openbaring: ‘Er werd krijg in de hemel; Michaël en zijn engelen streden tegen de draak; de draak echter streed en zijn engelen, maar zij hebben niet overmocht en ook is hun plaats niet langer gevonden in de hemel.

Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis’, (Openbaring 12:7,8,11); dat het bloed van het Lam is het Goddelijk Ware voortgaande uit het Goddelijk Menselijke van de Heer, zie de nrs. 4735, 6978, 7317, 7326, 7850, 9127, 9393, 9395; en dat het woord van hun getuigenis het opgenomen Goddelijk Ware is, is duidelijk.

Degenen die zijn in de uiterlijke zin van het Woord gescheiden van de innerlijke, dus zij die gescheiden zijn van de ware leer van de Kerk, vatten die profetische uitspraak niet anders dan volgens de letter, namelijk dat onder het bloed, bloed wordt verstaan, dus het lijden van de Heer, terwijl het toch is het Goddelijk Ware dat voortgaat uit de Heer dat daar met het bloed wordt aangeduid.

Zij die in de ware leer van de Kerk zijn, kunnen weten dat zij niet door het bloed worden gezaligd, maar door het Goddelijk Ware te horen en dat te doen, dus zij die zich door het Goddelijk Ware laten wederverwekken uit de Heer.

Dit weten, vatten, zien en doorvatten allen die in de verlichting zijn uit de Heer, dus allen die in het goede van de naastenliefde en van het geloof zijn, want deze mensen zijn het die worden verlicht.

Het volgende kan ik belijden: dat wanneer ik lees ‘het bloed des Lams’ en denk over het bloed van de Heer, de engelen bij mij niet anders weten dan dat ik lees ‘het Goddelijk Ware voortgaande uit de Heer’ en dat ik daarover denk.

Maar laten de eenvoudigen in hun leer blijven, dat zij door het bloed van de Heer worden gezaligd, als zij slechts leven volgens Zijn Goddelijk Ware; want zij die daarnaar leven, worden verlicht in het andere leven.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Из произведений Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2187

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

2187. Dat de woorden ‘en zij aten’ de gemeenschap op deze wijze betekenen, kan blijken uit de betekenis van eten, namelijk gemeenschap hebben en verder verbonden worden, hetgeen ook uit het Woord duidelijk blijkt; dat Aharon zijn zonen, de levieten, en verder ook het volk in de heilige plaats de geheiligde dingen van de slachtoffers zouden eten, betekende niets anders dan gemeenschap, verbinding en toe-eigening, zoals gezegd is in vers, (Leviticus 6:16, 17 en eerder in nr. 2177); want het was een hemelse en geestelijke spijs, welke door de geheiligde dingen die zij aten, werd aangeduid, dus de toe-eigening ervan; de geheiligde dingen waren van de slachtoffers datgene wat niet verbrand werd op het altaar en gegeten werd òf door de priesters òf door het volk dat offerde, zoals uit vele plaatsen kan blijken, waar over de slachtoffers wordt gehandeld. De offers die door de priesters werden gegeten, zie: (Exodus 29:32, 33; Leviticus 6:16, 26; 7:6, 15, 16, 18; 8:31; 10:12, 13; Numeri 18:9-11, en die welke door het volk gegeten werden, (Leviticus 19:5, 6; Deuteronomium 12:27; 27:7) en elders; en dat de onreinen daarvan niet eten zouden, (Leviticus 7:19-21; 22:4-7;

deze maaltijden werden in de heilige plaats gehouden, naast het altaar of aan de deur of in de voorhof van de tent; en zij betekenden ook niets anders dan de gemeenschap, de verbinding en de toe-eigening van hemelse goedheden, want daarmee werd de hemelse spijs uitgebeeld; wat hemelse spijs is, zie men in de nrs. 56, 57, 58, 680, 681, 1480, 1695;

en al deze dingen werden brood genoemd, en wat daarmee werd aangeduid, zie men in nr. 2165. Iets dergelijks werd daarmee uitgebeeld, dat Aharon en zijn zonen de toonbroden of de broden der aangezichten in de heilige plaats zouden eten, (Leviticus 24:9);

de voor de Nazireeër gegeven wet, dat hij van alles, wat van de druif komt, waarvan de wijn afstamt, van de kernen af tot het vel toe, in de dagen van zijn nazireeërschap, niet zou eten, (Numeri 6:4) vond hierin zijn oorzaak, dat de Nazireeër de hemelse mens uitbeeldde, en de hemelse mens van dien aard is, dat hij de geestelijke dingen zelfs niet eens wil noemen, zoals men ziet in het eerste deel, nrs. 202, 337, 880 aan het einde en 1647, en daar de wijn en de druif, en verder alles, wat uit de druif komt, het geestelijke betekende, was het daarom aan de Nazireeër verboden daarvan te eten, dat wil zeggen, gemeenschap daarmee te hebben, zich daarmee te verbinden en het zich toe te eigenen. Iets dergelijks wordt onder eten verstaan bij Jesaja:

‘Alle gij dorstigen, gaat tot de wateren, en wie geen zilver heeft, gaat, koopt, en eet; en gaat, koopt, zonder zilver, en zonder prijs, wijn en melk; waarom weegt gijlieden zilver uit voor hetgeen geen brood is, en arbeidt voor hetgeen niet verzadigt; horende hoort naar Mij en eet het goede en uw ziel zal zich in het vet verlustigen’, (Jesaja 55:1, 2);

en verder ook hetgeen staat bij Johannes:

‘Die overwint, Ik zal hem geven te eten van de boom des levens, die in het midden van het paradijs van God is’, (Openbaring 2:7). De boom des levens is het hemelse zelf en in de hoogste zin de Heer zelf, daar van Hem al het hemelse, dat wil zeggen, alle liefde en naastenliefde komt; zo is dus het eten van de boom des levens hetzelfde als de Heer nuttigen; en de Heer nuttigen is begiftigd worden met liefde en naastenliefde, dus met de dingen die tot het hemelse leven behoren; zoals de Heer zelf zegt bij Johannes:

‘Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neerdaalt, zo iemand van dit brood eet, die zal in der eeuwigheid leven; die Mij eet, diegene zal leven door Mij’, (Johannes 6:51, 57). ‘Maar zij zeiden: Deze rede is hard; maar Jezus zei: De woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven’, (Johannes 6:60, 63);

hieruit blijkt wat onder eten wordt verstaan in het Heilig Avondmaal, (Mattheüs 26:26, 27, 28; Markus 14:22, 23; Lukas 22:19, 20) namelijk gemeenschap hebben, verbonden worden en zich toe-eigenen. Hieruit blijkt ook, wat verstaan wordt onder hetgeen de Heer zei:

‘Dat velen zullen komen van oosten en westen en zullen met Abraham, Izaäk en Jakob aanzitten’, (Mattheüs 8:11);

niet dat zij met hen in het rijk van God zullen eten, maar dat zij de hemelse goedheden zullen genieten, welke door Abraham, Izaäk en Jakob worden aangeduid, namelijk de hemelse dingen van de liefde, zowel de binnenste, die Abraham zijn, als de lagere die het midden houden, als die van het redelijke, die Izaäk zijn, en de nog lagere, die de natuurlijke hemelse dingen zijn, zoals die in de eerste hemel zijn, welke onder Jakob worden verstaan. Dit behoort tot de innerlijke zin van deze woorden; dat dit Abraham, Izaäk en Jakob is, zie men in nr. 1893 en overal elders, waar over hen wordt gehandeld; want of men zegt ‘deze hemelse dingen genieten’, dan wel of men zegt ‘de Heer genieten’, die door deze dingen wordt uitgebeeld, is hetzelfde, want van de Heer zijn al deze dingen, en de Heer is alles in alles wat tot deze dingen behoort.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl