Из произведений Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6072

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

6072. En Farao zei tot de broers van hem; dat dit de doorvatting betekent, staat vast uit de betekenis van zeggen, namelijk doorvatten, waarover nr. 6063;

en uit de uitbeelding van Farao, namelijk het natuurlijke en het wetenschappelijke in het algemeen, nr. 6063;

en uit de uitbeelding van de zonen van Jakob, die hier de broers zijn, namelijk de ware dingen van de Kerk in het natuurlijke, nr. 6064; daaruit blijkt dat met ‘Farao zei tot de broers van hem’ het doorvatten van het natuurlijke wordt aangeduid ten aanzien van de ware dingen van de Kerk daar.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Из произведений Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 5962

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

5962. En hij zond zijn broers heen; en zij gingen; dat dit de verberging betekent, staat vast uit de betekenis van heenzenden, namelijk van zich verwijderen, dus niet meer zo bij hen aanwezig zijn; en uit de betekenis van gaan of heengaan, namelijk leven en ook verder verwijderd leven en ook verlaten, nrs. 3335, 3416, 3690, 4882, 5493, 5696; dus is het verborgen geworden. Dat er nu wordt gehandeld over de verwijdering van het innerlijk hemelse en zo over de verberging ervan, staat vast uit wat volgt in de innerlijke zin. Wie niet weet hoe het gesteld is met de staat van het leven van geesten en de engelen in de hemelen, kan ook niet weten waarom er nu wordt gehandeld over de verberging van het ware en het goede, terwijl zij kort tevoren in het licht ervan waren. Die staat in de hemel is dat geesten en engelen een morgen, middag en avond hebben en verder het ochtendgloren en dan weer een morgen enzovoort; het is hun morgen, wanneer de Heer tegenwoordig is en hen zegent met klaarblijkende gelukzaligheid; zij zijn dan in de doorvatting van het goede; het is middag wanneer zij in het licht van de waarheden zijn; en avond wanneer zij daarvan verwijderd worden; dan schijnt het hun toe dat de Heer meer verwijderd is en van hen verborgen; deze wisselingen ondergaan en doorlopen allen die in de hemel zijn; anders kunnen zij niet aanhoudend vervolmaakt worden; daaruit immers hebben zij dingen van verhouding en door die dingen van verhouding hebben zij een volmaaktere doorvatting, aangezien zij daaruit weten wat het niet-gelukzalige is en omdat zij daaruit weten wat het niet-goede en het niet-ware is. Wat verwonderlijk is, is dit dat tot in het eeuwige nooit de ene staat geheel en al eender is aan de andere; en verder dat de ene geest en engel niet dezelfde veranderingen doorloopt als de ander; de oorzaak hiervan is dat de een aan de ander niet geheel gelijk is ten aanzien van het goede en het ware, zoals ook niet de ene mens aan de ander gelijk is ten aanzien van het aangezicht; niettemin maakt de Heer vanuit die verscheidenen één; het is een algemene regel dat elke eenheid waarin enige hoedanigheid is, uit verschillende dingen bestaat die tot zo’n eensgezindheid als door samenstemming van een harmonie worden gebracht, opdat zij allen zoals één verschijnen; vandaar komt de eenheid of het één-zijn in de hemelen tot stand door de liefde en de naastenliefde, zie de nrs. 3241, 3267, 3744, 3745, 3986, 4005, 4149, 4598.

De verberging, die daarmee wordt aangeduid dat Jozef zijn broers heenzond en dat zij gingen, wordt in het Woord avond genoemd, die dan bij de engelen is wanneer zij de Heer niet als tegenwoordig bemerken; er is immers in de hemel een voortdurend doorvatten van de Heer en wanneer zij in de staat van niet-doorvatten zijn, worden zij door het goede niet aangedaan en zien zij ook het ware niet zoals tevoren; dit beangstigt hen; maar kort daarop komt het ochtendgloren en zo de morgen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl