Библия

 

Leviticus 3

Учиться

   

1 En indien zijn offer een dankoffer is; zo hij ze van de runderen offert, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij die offeren, voor het aangezicht des HEEREN.

2 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en zal ze slachten voor de deur van de tent der samenkomst; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen het bloed rondom op het altaar sprengen.

3 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den HEERE offeren, het vet, dat het ingewand bedekt, en al het vet, hetwelk aan het ingewand is.

4 Dan zal hij beide de nieren, en het vet, hetwelk daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen.

5 En de zonen van Aaron zullen dat aansteken op het altaar, op het brandoffer, hetwelk op het hout zal zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE.

6 En indien zijn offerande van klein vee is, den HEERE tot een dankoffer, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij die offeren.

7 Indien hij een lam tot zijn offerande offert, zo zal hij het offeren voor het aangezicht des HEEREN.

8 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en hij zal die slachten voor de tent der samenkomst; en de zonen van Aaron zullen het bloed daarvan sprengen op het altaar rondom.

9 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den HEERE offeren; zijn vet, den gehele staart, dien hij dicht aan de ruggegraat zal afnemen, en het vet bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is;

10 Ook beide de nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever met de nieren, zal hij afnemen.

11 En de priester zal dat aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers den HEERE.

12 Indien nu zijn offerande een geit is, zo zal hij die offeren voor het aangezicht des HEEREN.

13 En hij zal zijn hand op haar hoofd leggen, en hij zal hem slachten voor de tent der samenkomst; en de zonen van Aaron zullen haar bloed op het altaar sprengen rondom.

14 Dan zal hij daarvan zijn offerande offeren, een vuuroffer den HEERE; het vet bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is;

15 Mitsgaders de beide nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen.

16 En de priester zal die aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers, tot een liefelijken reuk; alle vet zal des HEEREN zijn.

17 Dit zij een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen: geen vet noch bloed zult gij eten.

   

Из произведений Сведенборга

 

Apocalyps Onthuld # 468

Изучить этот эпизод

  
/ 962  
  

468. En de voeten van Hem zoals kolommen van vuur, betekent het Goddelijk Natuurlijke van de Heer ten aanzien van de Goddelijke Liefde, welke alle dingen ondersteunt.

Dit blijkt ook uit wat eerder in nr. 49 is ontvouwd, waar van de Zoon des Mensen wordt gezegd, dat ‘Zijn voeten waren aan blinkend koper gelijk, evenals in een oven geblaakt’; de oorzaak dat Zijn voeten verschenen zoals kolommen van vuur, is deze dat het Goddelijk Natuurlijke van de Heer, dat in zich het Goddelijk Menselijke dat Hij in de wereld opnam, Zijn Goddelijke uit het eeuwige ondersteunt, zoals het lichaam de ziel en eender zoals de natuurlijke zin van het Woord de geestelijke en de hemelse zin ervan ondersteunt, zie daarover het werk ‘de Leer van het Nieuwe Jeruzalem aangaande de Gewijde Schrift’, nrs. 27-49; dat de voeten het natuurlijke betekenen, zie nr. 49; en de kolom de ondersteuning, nr. 191; dat het vuur de liefde betekent, is omdat het geestelijk vuur niet iets anders is; en daarom wordt er in de plechtige eredienst gebeden, dat het hemelse vuur de harten zal ontsteken, dat wil zeggen, de hemelse liefde; dat er een overeenstemming is tussen het vuur en de liefde, wordt hieraan gekend, dat de mens warm wordt vanuit de liefde en koud wordt ten gevolge van de beroving ervan; niet iets anders is het wat de levenswarmte maakt, dan de liefde in de ene en de andere zin; de oorsprong van de overeenstemmingen is vanuit de twee zonnen, de ene in de hemelen, Die zuiver Liefde is en de andere in de wereld, die zuiver vuur is; daaruit is eveneens de overeenstemming van alle geestelijke en natuurlijke dingen.

Aangezien het vuur de Goddelijke Liefde betekent, werd daarom ‘Jehovah gezien van Mozes op de berg Horeb in de braamstruik in vuur’, (Exodus 3:1-3)

‘En daalde Hij op de berg Sinaï neder in vuur’, (Deuteronomium 4:36).

En daarom ‘werden de zeven lampen van de kandelaar in de tabernakel elke avond aangestoken om te branden vóór Jehovah’, (Leviticus 24:2-4).

En verder ‘dat het vuur geduriglijk zou branden op het altaar en niet uitgeblust zou worden’, (Leviticus 6:13).

En dat ‘zij van het altaar vuur zouden nemen in de wierookvaten en roken’, (Leviticus 16:12, 13; Numeri 16:46, 47).

Dat ‘Jehovah vóór de zonen Israëls ging des nachts in een kolom des vuurs’, (Exodus 13:21, 22).

‘Dat op het habitakel was vuur des nachts’, (Exodus 40:38; Psalm 105:39; Jesaja 4:5, 6).

Dat ‘vuur vanuit de hemel de brandoffers op het altaar verteerde, ten teken van welbehagen’, (Leviticus 9:24; 1 Koningen 18:38).

Dat de brandoffers genoemd werden ‘vuuroffers voor Jehovah’ en ‘vuuroffers van de reuk der rust voor Jehovah’, (Exodus 29:18; Leviticus 1:9, 13, 17; 2:2, 9-11; 3:5, 16; 4:31, 35; 5:12; 7:30; 21:6; Numeri 28:2; Deuteronomium 18:1).

Dat ‘de ogen van de Heer werden gezien zoals een vlam vuurs’, (Openbaring 1:14; 2:18; 19:12; Daniël 10:5, 6).

Dat er ‘zeven lampen van vuur brandden vóór de troon’, (Openbaring 4:5); daaruit blijkt wat er wordt aangeduid met ‘de lampen met olie en zonder olie’, (Mattheüs 25:1-11); onder de olie wordt het vuur verstaan, dus de liefde; behalve in vele andere plaatsen.

Dat het vuur in de tegengestelde zin de helse liefde betekent, blijkt uit zo vele plaatsen in het Woord, dat het vanwege de veelheid ervan geen zin heeft om die aan te voeren; zie iets daarover in het werk ‘Hemel en Hel’ te Londen uitgegeven, nrs. 566-575.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Из произведений Сведенборга

 

Hemel en Hel # 566

Изучить этот эпизод

  
/ 603  
  

566. WAT HELS VUUR IS EN HET GEKNARS DERTANDEN

Wathet eeuwig vuur en het geknars der tanden betekenen, zoals dit in het Woord vermeld wordt als het lot van degenen die in de hel zijn, is tot nu toe aan bijna niemand bekend, omdat de mensen stoffelijk gedacht hebben over de dingen die in het Woord zijn, niet wetende de geestelijke betekenis ervan. Daarom hebben sommigen onder vuur stoffelijk vuur verstaan, sommigen marteling in het algemeen, anderen wroeging van het geweten en weer anderen hebben gedacht dat het slechts voorspeld is om de bozen vrees in te boezemen; en onder het tandengeknars is een werkelijke knarsing verstaan door sommigen, maar door anderen slechts afschuw, zoals er is wanneer dit samenkomen van de tanden gehoord wordt. Maar hij die de geestelijke zin van het Woord kent, kan weten wat eeuwig vuur is en wat het geknars der tanden is, want in elke uitdrukking en in elke betekenis van uitdrukkingen is een geestelijke zin vervat, omdat het Woord in zijn boezem geestelijk is en het geestelijke bij de mens slechts op natuurlijke wijze uitgedrukt kan worden, omdat hij in de natuurlijke wereld is en denkt vanuit de dingen die daar zijn. Wat nu het eeuwig vuur en het knarsen der tanden zijn, waarin de slechte mensen na de dood komen voor zover het hun geest betreft of die hun geesten, die dan in de geestelijke wereld zijn, verduren, zal verhaald worden in hetgeen nu volgt.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.