10. Johannes aan de zeven Kerken, betekent tot allen die in de christelijke wereld zijn, waar het Woord is en waardoor de Heer bekend is en die tot de Kerk toetreden.
Onder de zeven Kerken worden niet zeven Kerken verstaan, maar allen die van de Kerk in de christelijke wereld zijn; want getallen in het Woord betekenen dingen en zeven betekent alle dingen en allen en vandaar ook het volle en het volmaakte en zeven wordt in het Woord gezegd daar waar gehandeld wordt over een heilige zaak en in de tegengestelde zin over een profane zaak en daarom sluit dat getal het heilige in en in de tegenovergestelde zin het profane.
Dat getallen dingen betekenen, of liever dat die als het ware adjectieven bij substantieven zijn, die de een of andere hoedanigheid aan de zaak toevoegen, is omdat het getal in zich natuurlijk is; de natuurlijke dingen immers worden door getallen bepaald, de geestelijke dingen echter door zaken en de staten ervan; en daarom kan degene die de betekenis van de getallen in het Woord en vooral in de Openbaring, niet weet, de vele verborgenheden die daarin zijn bevat, niet weten.
Omdat nu met zeven alle dingen en allen worden aangeduid, is het duidelijk dat onder de zeven Kerken allen worden verstaan die in de christelijke wereld zijn, waar het Woord is en daardoor de Heer bekend is; dezen maken, indien zij volgens de geboden van de Heer in het Woord leven, de Kerk zelf.
Vandaar is het, dat de sabbat op de zevende dag was ingesteld en dat het zevende jaar het sabbatjaar werd genoemd; en dat het zevenmaal zevende jaar het Jubileum was, met welke dingen al het heilige in de Kerk werd aangeduid; vandaar is het ook, dat de ‘week’ bij Daniël en elders, een volledige periode van aanvang tot einde betekenen en daarvan wordt gesproken met betrekking tot de Kerk.
Eendere dingen worden met zeven aangeduid in de volgende plaatsen, zoals:
‘met de zeven gouden kandelaren, in welker midden de Zoon des mensen was’, (Openbaring 1:13); ‘met de zeven sterren in Zijn rechterhand’, (Openbaring 1:16, 20); ‘met de zeven Geesten Gods’, (Openbaring 1:4; 4:5); ‘met de zeven lampen van vuur’, (Openbaring 4:5); ‘met de zeven engelen aan wie zeven bazuinen waren gegeven’, (Openbaring 8:2); ‘met de zeven engelen hebbende de zeven laatste plagen’, (Openbaring 15:5, 6); ‘met de zeven fiolen vol van de zeven laatste plagen’, (Openbaring 16:1; 21:9); ‘met de zeven zegels waarmee het Boek verzegeld was’, (Openbaring 5:1).
Evenzo in deze volgende plaatsen:
‘Dat de handen zeven dagen gevuld zouden worden’, (Exodus 29:35); ‘dat zij zeven dagen geheiligd zouden worden’, (Exodus 29:37); dat zij wanneer zij ingewijd werden, zeven dagen met de klederen der heiligheid bekleed zouden lopen’, (Exodus 29:30); ‘dat zij zeven dagen niet uit de tent zouden wijken, wanneer zij in het priesterschap werden ingewijd’, (Leviticus 8:33, 35); ‘dat het altaar zevenmaal op de hoornen verzoend zou worden’, (Leviticus 16:18, 19); ‘dat het altaar door de olie zevenmaal geheiligd zou worden’, (Leviticus 8:11); ‘dat het bloed zevenmaal gesprengd zou worden naar de voorhang’, (Leviticus 4:16, 17); ‘en eveneens zevenmaal naar het oosten’’, (Leviticus 16:12-15); ‘dat het water der afzondering zevenmaal gesprengd zou worden naar de Tent’, (Numeri 19:4); ‘dat het Pascha zeven dagen gevierd zou worden; en zeven dagen het ongezuurde gegeten zou worden’, (Exodus 12:1 e.v.; Deuteronomium 16:4-7).
Evenzo, dat de Joden om hun zonden zevenvoudig gestraft zouden worden’, (Leviticus 26:18, 21, 24, 28); en daarom zegt David:
‘Vergeld de naburen zevenvoudig in hun schoot’, (Psalm 79:12); zevenvoudig is ten volle.
En verder in deze plaatsen:
‘De redenen van Jehovah zijn zuivere redenen, zilver in de smeltoven gezuiverd zevenmaal’, (Psalm 12:7).
‘De hongerigen hebben opgehouden, totdat de onvruchtbare zeven heeft gebaard en die vele kinderen had, is krachteloos geworden’, (1 Samuël 2:5); de onvruchtbare is de Kerk vanuit de natiën, die het Woord niet hadden; die vele kinderen had, is de Kerk vanuit de Joden, die het Woord hadden.
‘Zij die zeven had gebaard, zal verkwijnen, zij zal haar ziel uitblazen’, (Jeremia 15:8, 9) evenzo.
‘De bewoners der steden Israëls zullen de wapenen aansteken en verbranden en daarmee een vuur stoken zeven jaren; zij zullen Gog begraven en het land reinigen, zeven maanden’, (Ezechiël 39:9, 12).
‘De onreine geest zal zeven andere geesten, erger dan hijzelf, met zich nemen’, (Mattheüs 12:45); daar wordt de ontwijding beschreven en met de zeven geesten met wie hij zal terugkeren, worden alle valse dingen van het boze aangeduid, dus de volledige uitblussing van het goede en het ware.
Met ‘de zeven hoofden van de draak en met de zeven diademen op de hoofden’, (Openbaring 12:3), wordt de ontwijding van al het goede en ware aangeduid.
Hieruit blijkt, dat zeven het heilige of het profane in zich sluit en alle dingen en het volle betekent.