Библия

 

Genesis 23

Учиться

   

1 En het leven van Sara was honderd zeven en twintig jaren; dit waren de jaren des levens van Sara.

2 En Sara stierf te Kiriath-Arba, dat is Hebron, in het land Kanaan; en Abraham kwam om Sara te beklagen, en haar te bewenen.

3 Daarna stond Abraham op van het aangezicht van zijner dode, en hij sprak tot de zonen Heths, zeggende:

4 Ik ben een vreemdeling en inwoner bij u; geef mij een erfbegrafenis bij u, opdat ik mijn dode van voor mijn aangezicht begrave.

5 En de zonen Heths antwoordden Abraham, zeggende tot hem:

6 Hoor ons, mijn heer! gij zijt een vorst Gods in het midden van ons; begraaf uw dode in de keure onzer graven; niemand van ons zal zijn graf voor u weren, dat gij uw dode niet zoudt begraven.

7 Toen stond Abraham op, en boog zich neder voor het volk des lands, voor de zonen Heths;

8 En hij sprak met hen, zeggende: Is het met uw wil, dat ik mijn dode begrave van voor mijn aangezicht; zo hoort mij, en spreekt voor mij bij Efron, den zoon van Zohar,

9 Dat hij mij geve de spelonk van Machpela, die hij heeft, die in het einde van zijn akker is, dat hij dezelve mij om het volle geld geve, tot een erfbegrafenis in het midden van u.

10 Efron nu zat in het midden van de zonen Heths; en Efron de Hethiet antwoordde Abraham, voor de oren van de zonen Heths, van al degenen, die ter poorte zijner stad ingingen, zeggende:

11 Neen, mijn heer! hoor mij; den akker geef ik u; ook de spelonk, die daarin is, die geef ik u; voor de ogen van de zonen mijns volks geef ik u die; begraaf uw dode.

12 Toen boog zich Abraham neder voor het aangezicht van het volk des lands;

13 En hij sprak tot Efron, voor de oren van het volk des lands, zeggende: Trouwens, zijt gij het? lieve, hoor mij; ik zal het geld des akkers geven; neem het van mij, zo zal ik mijn dode aldaar begraven.

14 En Efron antwoordde Abraham, zeggende tot hem:

15 Mijn heer! hoor mij; een land van vierhonderd sikkelen zilvers, wat is dat tussen mij en tussen u? begraaf slechts uw dode.

16 En Abraham luisterde naar Efron; en Abraham woog Efron het geld, waarvan hij gesproken had voor de oren van de zonen Heths, vierhonderd sikkelen zilvers, onder den koopman gangbaar.

17 Alzo werd de akker van Efron, die in Machpela was, dat tegenover Mamre lag, de akker en de spelonk, die daarin was, en al het geboomte, dat op den akker stond, dat rondom in zijn ganse landpale was gevestigd,

18 Aan Abraham tot een bezitting, voor de ogen van de zonen Heths, bij allen, die tot zijn stadspoort ingingen.

19 En daarna begroef Abraham zijn huisvrouw Sara in de spelonk des akkers van Machpela, tegenover Mamre, hetwelk is Hebron, in het land Kanaan.

20 Alzo werd die akker, en de spelonk die daarin was, aan Abraham gevestigd tot een erfbegrafenis van de zonen Heths.

   

Из произведений Сведенборга

 

Arcana Coelestia # 10222

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

10222. A shekel of twenty gerahs. That this signifies all things of good, is evident from the signification of “twenty,” as likewise being all things, and the remains of good, as also what is holy. (That it denotes all things and hence what is full, see n. 9641; also the remains of good, n. 2280; and what is holy, n. 4759, 7842, 7903.) For when said of the Lord, “twenty” signifies what is His own, which is what is Holy itself (n. 4176); which shows why a shekel contained twenty gerahs or oboli, and why it is called a “shekel of holiness” in this and other passages (as Leviticus 27:3; Numbers 3:47, 50; 7:13, (Numbers 7:13) 19, 25, 31, 37, 49, 55, 61, 67, 73; 18:16). That the shekel was a weight both of silver and of gold, see Genesis 24:22; Exodus 38:24; Ezekiel 4:10; 45:12.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for the permission to use this translation.

Из произведений Сведенборга

 

Arcana Coelestia # 7903

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

7903. Until the one and twentieth day of the month. That this signifies the end of this holy state, is evident from the signification of “the one and twentieth day,” as being a holy state, and also the end of this state. That it denotes a holy state, is because it is the product of seven and three multiplied into each other, and “seven” signifies what is holy, and so also does “three.” That “the one and twentieth day” denotes the end of this state, is evident, because it was the last day.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for the permission to use this translation.