Библия

 

Ezechiël 5:6

Учиться

       

6 Doch zij heeft Mijn rechten veranderd in goddeloosheid meer dan de heidenen, en Mijn inzettingen meer dan de landen, die rondom haar zijn; want zij hebben Mijn rechten verworpen, en in Mijn inzettingen hebben zij niet gewandeld.

Из произведений Сведенборга

 

Leer Over De Heer # 28

Изучить этот эпизод

  
/ 65  
  

28. De Zoon des mensen betekent de Heer ten aanzien van het Woord, dit was zo, omdat de Profeten ook werden genoemd Zonen des mensen. Dat de Profeten Zonen des mensen werden genoemd, was omdat zij de Heer uitbeeldden ten aanzien van het Woord, en vandaar betekenden zij de Leer van de Kerk vanuit het Woord; niet iets anders wordt in de hemel onder Profeten, waar zij worden genoemd in het Woord, verstaan. De geestelijke betekenis immers van de Profeten, en verder ook van de Zoon des mensen, is de leer van de Kerk vanuit het Woord en wanneer het de Heer betreft, is dit het Woord zelf. Dat de Profeet Daniël werd genoemd Zoon des mensen, zie bij hem: (Daniël 8:17). Dat de Profeet Ezechiël werd genoemd Zoon des mensen, zie bij: (Ezechiël 2:1, 3, 6; 3:1, 3-4, 10, 17, 25; 4:1, 16; 5:1; 6:2; 7:2; 8:5-6, 8, 12, 15; 11:2, 4, 15; 12:2-3, 9, 18, 22, 27; 13:2, 17; 14:3, 13; 15:2; 16:2; 17:2; 20:3-4, 27, 46; 21:2, 6, 9, 12, 14, 19, 28; 22:18, 24; 23:2, 36; 24:2, 16, 25; 25:2; 26:2; 27:2; 28:2, 12, 21; 29:2, 18; 30:2, 21; 31:1-2; 32:2, 18; 33:2, 7, 10, 12, 24, 30; 34:2; 35:2; 36:1, 17; 37:3, 9, 11, 16; 38:2, 14; 39:1, 17; 40:4; 43:7, 10, 18; 44:1, 5). Uit deze dingen blijkt nu, dat de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke wordt genoemd Zoon Gods en ten aanzien van het Woord Zoon des mensen. De Heer heeft Zijn Menselijke Goddelijk gemaakt vanuit het Goddelijke in Hem, en zo is Hij één geworden met de Vader.

  
/ 65  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Библия

 

Ezechiël 33:12

Учиться

       

12 Gij dan, o mensenkind! zeg tot de kinderen uws volks: De gerechtigheid des rechtvaardigen zal hem niet redden ten dage zijner overtreding; en aangaande de goddeloosheid des goddelozen, hij zal om dezelve niet vallen, ten dage als hij zich van zijn goddeloosheid bekeert; en de rechtvaardige zal niet kunnen leven door dezelve zijn gerechtigheid, ten dage als hij zondigt.