Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4377

Написано Эмануэль Сведенборг

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

4377. En hij zei tot hem: Mijn heer weet dat de kinderen teder zijn; dat dit de ware dingen betekent die nog niet het Goddelijke leven hebben verkregen, staat vast uit de betekenis van de kinderen of de zonen, namelijk de ware dingen, nrs. 489, 491, 533, 1147, 2623, 3373;

en uit de betekenis van teder, namelijk de verse dingen, dus die dingen die enig leven verkregen hebben, maar nog niet het echte, hier het Goddelijke leven, omdat er gehandeld wordt over de verheerlijking van de Heer ten aanzien van het Goddelijk Natuurlijke. Dit kan worden toegelicht door de dingen die bij de mens plaatsvinden die wordt wederverwekt, want de wederverwekking van de mens is het beeld van de verheerlijking van de Heer; de mens die wordt wederverwekt, doorloopt evenals de mens die geboren wordt, de leeftijden, namelijk: de kindsheid, de knapenjaren, de jongelingsjaren of de jeugd en de volwassenleeftijd, want de mens die wordt wederverwekt, wordt opnieuw geboren; wanneer hij een klein kind is, hebben de ware dingen bij hem weliswaar leven, maar nog niet het geestelijk leven; het zijn slechts algemene ware dingen zonder de bijzondere en afzonderlijke dingen waarmee dan het goede wordt verbonden, dus alleen uiterlijk, maar niet innerlijk; innerlijk wordt het geleidelijk verbonden, naarmate hij voortgaat in de volgende leeftijden. Het is de staat van die kindsheid die daarmee wordt aangeduid dat de kinderen teder zijn en ook met wat vlak daarop volgt, ‘en zogende kudden van kleinvee en van grootvee zijn bij mij en dreven zij ze af een enige dag, en alle kudden van kleinvee zouden sterven’.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl