Das Obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4298

Estudar Esta Passagem

  
/ 10837  
  

4298. En Jakob noemde de naam van de plaats Peniël; dat dit de staat van de verzoekingen betekent, staat vast uit de samenhang; oudtijds werden aan plaatsen waar iets bijzonders voorviel, namen gegeven en deze namen waren tekenend voor de zaak die daar voorviel en voor de staat ervan, nrs. 340, 2643, 3422; aan deze plaats werd een naam gegeven die de staat van de verzoekingen betekende, want de staat van de verzoekingen wordt hier beschreven door de worsteling en het kampen van Jakob; Peniël betekent in de oorspronkelijke taal ‘de aangezichten van God’ ; dat ‘de aangezichten van God’ zien, wil zeggen, de zwaarste verzoekingen doorstaan, zal in wat volgt worden ontvouwd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Das Obras de Swedenborg

 

Ware Christelijke Religie # 691

Estudar Esta Passagem

  
/ 853  
  

691. Mozes zei tot Jehovah: ‘Toon mij Uw heerlijkheid; Jehovah zei tot hem: Gij kunt Mijn aangezichten niet zien, want Mij zal geen mens zien en leven; en Hij zei: Zie, er is een plaats, daar zult gij u op de steenrots stellen, en Ik zal u in een kloof van de steenrots zetten, en Ik zal u met Mijn hand overdekken, totdat Ik zal voorbij gegaan zijn; en wanneer Ik Mijn hand zal weggenomen hebben, zo zult gij Mijn achterliggende dingen zien, maar Mijn aangezichten zullen niet gezien worden’, (Exodus 33:18-23). De reden waarom geen mens God kan zien en leven, is deze, dat God de Liefde zelf is, en de Liefde zelf of de Goddelijke Liefde verschijnt in de geestelijke wereld voor de engelen als Zon, op een afstand van hen als de zon van onze wereld van de mensen verwijderd is; daarom zouden de engelen, indien God, die in het midden van deze Zon is, hen van dichtbij naderde, evenzo te gronde gaan als de mensen, indien de zon van de wereld hen naderde, want zij is even brandend. Daarom zijn er voortdurende temperingen, die de hitte van deze Liefde aanpassen en matigen, opdat zij niet zo in de hemel zal vloeien als zij in zichzelf is, want de engelen zouden daardoor verteerd worden. Wanneer de Heer Zichzelf dan ook meer tegenwoordig in de hemel vertoont, beginnen de goddelozen, die onder de hemel zijn, te jammeren, gekweld en ontzield te worden, daarom vluchten zij weg in spelonken en in bergspleten, terwijl zij roepen: ‘Valt op ons, en verbergt ons voor de aangezichten van degene die op de troon zit’, (Apocalyps 6:16; Jesaja 2:19, 21). De Heer zelf daalt niet neer, maar een engel met de sfeer van de liefde uit de Heer om zich heen. Meermalen heb ik gezien hoe de goddelozen door deze neerdaling verschrikt werden alsof zij de dood zelf voor hun ogen gezien hadden, waarop zich sommigen al dieper en dieper in de hel stortten, en sommigen als furiën te keer gingen. Vandaar kwam het, dat de zonen Israëls zich drie dagen voorbereidden vóór de nederdaling van Jehovah de Heer op de berg Sinaď, en dat de berg werd omtuind, opdat niemand naderbij zou komen en sterven, (Exodus 19). Evenzo was het gesteld met de heiligheid van Jehovah de Heer in de Decaloog, die toen verkondigd werd en op twee tafelen met de vinger Gods geschreven en daarna in de ark gelegd werd en waarover in de tabernakel het verzoendeksel werd geplaatst, en daarover de cherubim, opdat niemand deze heiligheid rechtstreeks met hand of oog zou aanraken. Ook Aharon kon haar niet naderen dan eenmaal in het jaar, nadat hij zich verzoend had door slachtoffers en reukoffers. Vandaar kwam het, dat de Ekronieten en de Bethschemieten bij vele duizenden stierven, alleen omdat zij met hun ogen de ark gezien hadden, (1 Samuël 5:11-12; 6:19), en ook Uza, omdat hij haar had aangeraakt, (2 Samuël 6:6-7). Uit dit weinige is het duidelijk gemaakt, met welk een banvloek en met welk een vernietiging de Joden geslagen zouden zijn, wanneer zij niet door de Doop van Johannes waren voorbereid tot de opneming van de Messias, die Jehovah God in menselijke vorm was, en wanneer Hij niet het Menselijke had aangenomen en Zichzelf aldus geopenbaard had; en dat zij daardoor werden voorbereid, dat zij in de hemel werden ingeschreven en toegevoegd aan het getal van diegenen, die van harte de Messias verwachtten en verlangden, ten gevolge waarvan toen engelen uitgezonden en tot wachters over hen gesteld werden.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

A Bíblia

 

Apocalyps 6:16

Estude

       

16 En zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht Desgenen, Die op den troon zit, en van den toorn des Lams.