Das Obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1

Estudar Esta Passagem

  
/ 10837  
  

1. Dat het Woord van het Oude Testament verborgenheden van de hemel bevat, en dat zowel het geheel als elke bijzonderheid daarvan op de Heer betrekking heeft, op Zijn hemel, op de Kerk, op het geloof en de dingen van het geloof, kan geen sterveling uit de letter opmaken. Uit de letter of uit de letterlijke zin ziet niemand iets anders, dan dat het in het algemeen gaat over de uiterlijke dingen van de Joodse Kerk, terwijl er overal een innerlijke zin is, dat nergens in het uiterlijke aan het licht komt, behalve dan het zeer weinige dat de Heer onthuld heeft en aan de apostelen heeft ontvouwd; zo bijvoorbeeld, dat de offeranden de Heer betekenen, het land Kanaän en Jeruzalem en ook het Paradijs, de hemel betekenen, waarom dan ook van het hemelse Kanaän en Jeruzalem gesproken wordt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

A Bíblia

 

Mattheüs 6

Estude

   

1 Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.

2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat voor u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geeerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg.

3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linker hand niet weten, wat uw rechter doet;

4 Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden.

5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne, in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.

6 Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.

7 En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen, dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden.

8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.

9 Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd.

10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.

11 Geef ons heden ons dagelijks brood.

12 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.

13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen.

14 Want indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven.

15 Maar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven.

16 En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden, als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.

17 Maar gij, als gij vast, zalft uw hoofd, en wast uw aangezicht;

18 Opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.

19 Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen;

20 Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen;

21 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.

22 De kaars des lichaams is het oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen;

23 Maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!

24 Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.

25 Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding?

26 Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?

27 Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen?

28 En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de lelien des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet;

29 En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze.

30 Indien nu God het gras des velds, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?

31 Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?

32 Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft.

33 Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.

34 Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad.

   

Das Obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9184

Estudar Esta Passagem

  
/ 10837  
  

9184. Al bruidsschat gevende zal hij haar bruidsschat geven, zich tot een vrouw; dat dit het kenteken van de instemming van zijn kant tot de wettige verbinding betekent, staat vast uit de betekenis van de bruidsschat en van een bruidsschat geven, namelijk het kenteken van de instemming, nr. 4456; en uit de betekenis van tot vrouw, dus tot de wettige verbinding; want iemand tot vrouw nemen is wettig verbonden worden.

De onwettige verbinding in de geestelijke zin is de verbinding van het ware met de aandoening vanuit de verkwikking van gewin of van eer, in welke aandoening diegenen zijn die de waarheden van de Kerk ter wille van die verkwikkingen aanleren; maar deze verbinding schaadt degenen niet die daarna door de Heer worden wederverwekt, aangezien bij dezen die aandoeningen aanblijven, maar ondergeordend onder de aandoening van het ware ter wille van het goede van het nut en van het leven en dienen; want zij zijn op de laatste plaats, hoewel het tevoren de schijn had dat zij op de eerste plaats waren; wanneer immers de mens wordt wederverwekt, wordt de orde van zijn leven omgekeerd; op deze wijze wordt uit een onwettige verbinding een wettige verbinding.

Dat dit kan plaatsvinden, komt omdat de waarheden die van het geloof zijn, binnenkomen door het gehoor, dus door de uitwendige en uiterlijke mens en de uiterlijke mens niet wijs is dan alleen in die dingen die van de wereld en die van hemzelf zijn, dus de verkwikkingen uit winsten en eerbewijzen; maar wanneer de innerlijke mens door de wederverwekking is geopend, dan vloeit door deze uit de Heer het goede in; dat de waarheden die door de uiterlijke mens binnenkomen, tot zich neemt en ze met zich verbindt; en volgens de verbinding wordt de orde omgekeerd, dat wil zeggen, wordt in de laatste plaats gesteld dat wat in de eerste plaats was geweest; dan trekt de Heer alle dingen die van het leven bij de mens zijn tot Zich, opdat zij omhoog schouwen; dan beziet de mens de dingen die van de Heer en van de hemel zijn, als einddoelen en de Heer Zelf als het Einddoel ter wille waarvan alle dingen zijn en de vorige dingen, dus de verkwikkingen van gewin en eerbewijzen, als middelen tot dat einddoel.

Het is bekend dat de middelen het leven nergens anders vandaan hebben dan uit het einddoel en zonder het einddoel geen; dus hebben de verkwikkingen van gewin en eerbewijzen, wanneer die middelen zijn geworden, dan het leven uit de hemel, dat wil zeggen, door de hemel uit de Heer; want het einddoel ter wille waarvan, is de Heer.

Wanneer de mens in zo’n orde van het leven is, dan zijn de winsten en de eerbewijzen voor hem zegeningen; maar indien hij in de omgekeerde orde is, dan zijn de winsten en eerbewijzen voor hem vervloekingen; dat alle dingen zegeningen zijn wanneer de mens in de orde van de hemel is, leert de Heer bij Mattheüs: ‘Zoekt eerst het koninkrijk der hemelen en zijn gerechtigheid; en alle dingen zullen u worden toegeworpen’, (Mattheüs 6:33).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl