A Bíblia

 

Joshua 5:15

Estude

       

15 And the captain of the LORD's host said unto Joshua, Loose thy shoe from off thy foot; for the place whereon thou standest is holy. And Joshua did so.

Comentário

 

Doe je schoenen uit!

Por New Christian Bible Study Staff (máquina traduzida em Nederlands)

From a Sakura picnic, Yoyogi park, Tokyo, March 2016.

In dit zeer korte verhaal in het Boek van Jozua, hoofdstuk 5, een engel verschijnt aan Jozua, nabij Jericho, en zegt hem zijn schoenen uit te trekken, want hij staat op heilige grond.

Er is een soortgelijke maar meer bekende passage in het verhaal van Mozes en de brandende struik, in Exodus 3:5, waar Jehovah Mozes beveelt zijn schoenen uit te trekken, opnieuw omdat hij op heilige grond is.

Wat betekenen deze verhalen?

In beide verhalen is er een waarschuwing. De engel die Jozua confronteert, doet dat met getrokken zwaard. In Exodus is er een brandende braamstruik, en Jehovah waarschuwt Mozes: "Kom niet in de buurt van deze plaats." Deze waarschuwingen betekenen dat Mozes en Jozua verder moeten groeien dan het denken over het Goddelijke vanuit een zintuiglijk niveau. In plaats daarvan moeten zij het Goddelijke gaan benaderen met hun meer innerlijke geest, door wat zij liefhebben en begrijpen.

Hen wordt beiden verteld hun schoenen uit te trekken. Waarom? Schoenen vertegenwoordigen het laagste, zinnelijke deel van onze geest. Dat lage, lichamelijk georiënteerde deel van onze geest kan in de weg staan van ons vermogen om onze geest te verheffen en helder te gaan denken over geestelijke dingen.

Dat is interessant. We moeten in staat zijn onze geest te verheffen om geestelijke waarheden te kunnen ontvangen en erover na te denken, en we moeten ze ook uitleven met onze natuurlijke geest in de natuurlijke wereld. We moeten goed worden in het gebruik van deze spanning tussen verheffing en aarding.

Als we vooruitgang boeken in ons geestelijk denken, en in het uitleven van de waarheden die we kennen, wordt geleidelijk ook ons natuurlijk verstand hervormd, zodat het in staat is om ook influx van de Heer te ontvangen. Hier zijn links naar twee van de belangrijkste passages in Swedenborgs werken die dit verder uitleggen:

Arcana Coelestia 6843, en Arcana Coelestia 6844.

Das Obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3986

Estudar Esta Passagem

  
/ 10837  
  

3986. En Jehovah heeft u gezegend aan mijn voet; dat dit betekent uit het Goddelijke dat van het natuurlijke was, staat vast uit de betekenis van Jehovah zegende, namelijk met het goede begiftigd worden, waarover de nr. 3406 en de verbinding, nrs. 3504, 3514, 3530, 3565, 3584; dus is ‘Jehovah zegenen’ begiftigd worden met het Goddelijk goede door de verbinding, hier met het goede van het natuurlijke, dat door Jakob wordt uitgebeeld. Het is het natuurlijke dat door de voet wordt aangeduid; dat de voet het natuurlijke is, zie de nrs. 2162, 3147, 3761;

en verder zal het vaststaan uit de overeenstemming van de Grootste Mens met de afzonderlijke dingen bij de mens, aan het einde van de hoofdstukken. Vandaar blijkt dat door ‘Jehovah heeft u gezegend aan mijn voet’ wordt aangeduid uit het Goddelijke dat van het natuurlijke was. De verborgenheid die in deze dingen en in die hieraan voorafgaan, schuilt, is aan weinigen, zo al iemand, bekend en daarom moet zij onthuld worden. De goede dingen die bij de mensen zowel binnen de Kerk als buiten de Kerk zijn, zijn geheel en al verschillend en wel zozeer verschillend, dat het goede van de ene mens niet volslagen gelijk is aan het goede van de andere; de verscheidenheden ontstaan door de ware dingen waarmee de goede dingen worden verbonden; want elk goede heeft zijn hoedanigheid uit de ware dingen en de ware dingen hebben hun wezenlijkheid uit de goede dingen; de verscheidenheden ontstaan ook uit de aandoeningen die van ieders liefde zijn en deze worden aan de mens ingeworteld en toegeëigend door zijn leven; er zijn bij de mens, ook binnen de Kerk, weinig echte ware dingen en nog minder bij de mens buiten de Kerk; vandaar zijn er zelden aandoeningen van het echte ware; maar toch worden degenen die in het goede van het leven zijn of die in de liefde tot de Heer en in de naastenliefde jegens de naaste leven, gezaligd; dat zij gezaligd kunnen worden, komt daarvandaan dat het Goddelijke van de Heer is gelegen in het goede van de liefde tot de Heer en in het goede van de naastenliefde jegens de naaste en waar het Goddelijke in is, daar worden alle dingen in orde geschikt zodat zij met de echte goede en de echte ware dingen die in de hemelen zijn, verbonden kunnen worden; dat dit zo is, kan vaststaan uit de gezelschappen die de hemel samenstellen en die ontelbaar zijn en die alle en elk afzonderlijk ten aanzien van het goede en ware verschillend zijn; niettemin vormen zij samen één enkele hemel . Het is daarmee zo gesteld als met de leden en organen van het menselijk lichaam, die, hoewel zij overal verschillend zijn, toch één mens samenstellen; want nooit wordt een eenheid, wanneer het met meerdere eenheden wordt opgebouwd, uit eenheden opgebouwd die hetzelfde zijn of die volstrekt eender zijn, maar uit verschillende die harmonisch verbonden zijn, geven één geheel; evenzo is het gesteld met de goede en ware dingen in de geestelijke wereld, die hoewel zij verschillend zijn en wel dermate dat zij niet volstrekt eender zijn bij de een als bij de ander, toch één maken uit het Goddelijke door de liefde en de naastenliefde, want de liefde en de naastenliefde is de geestelijke verbinding; hun verscheidenheid is de hemelse harmonie en deze maakt zo’n samenstemming dat zij één zijn in het Goddelijke, dat wil zeggen, in de Heer. Bovendien zijn het goede van de liefde tot God en het goede van de naastenliefde jegens de naaste, hoezeer de ware dingen ook verschillend zijn en hoezeer de aandoeningen van het ware ok verschillend zijn, niettemin ontvankelijk voor het echte ware en goede, want zij zijn om zo te zeggen niet hard en weerbarstig, maar als het ware zacht en meegaand, want zij laten zich door de Heer leiden en zo tot het goede buigen en door het goede tot Hem; anders degenen die in de liefde van zich en van de wereld zijn; zij laten zich niet leiden en buigen door de Heer en tot de Heer, maar verzetten zich hard, want zij willen zichzelf leiden en temeer wanneer deze mensen in bevestigde beginselen van het valse zijn; zolang zij van dien aard zijn, laten zij het Goddelijke niet toe. Hieruit kan nu vaststaan wat in de innerlijke zin wordt aangeduid door die woorden die Jakob tot Laban sprak, want door Laban wordt een goede aangeduid dat niet echt is, omdat er geen echte ware dingen in zijn geplant; toch is het zodanig dat zij daarmee verbonden kunnen worden en dat het Goddelijke daarin kan zijn; het komt vooral voor bij jonge kinderen, voordat die de echte ware dingen hebben opgenomen en zo’n goede is ook bij de eenvoudigen binnen de Kerk, die weinig ware dingen van het geloof weten, maar toch in naastenliefde leven; en zo’n goede is ook bij de rechtschapen natiën, die in een heilige eredienst van hun goden zijn; door zo’n goede kunnen de echte ware en goede dingen worden binnengeleid, zoals kan vaststaan uit wat gezegd is over de kleine kinderen en de eenvoudigen binnen de Kerk, nr. 3690 en over de rechtschapen natiën buiten de Kerk, nrs. 2598-2603.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl