A Bíblia

 

Ezechiël 11:2

Estude

       

2 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, deze zijn de mannen, die ongerechtigheid bedenken, en die kwaden raad raden in deze stad.

Comentário

 

#89 How the Second Coming Unfolds: What Jesus says

Por Jonathan S. Rose

Title: From East to West: How the Second Coming Unfolds

Topic: Second Coming

Summary: We look at the striking statement in Matthew 24:27 that the Second Coming will take place like lightning coming from the east and flashing to the west. What other clues does the Bible contain to what this might mean?

Use the reference links below to follow along in the Bible as you watch.

References:
Matthew 24:1, 27
Luke 17:20-30
Exodus 19:16; 20:18
2 Samuel 22:10-16
Matthew 28:2
Revelation 11:19
Numbers 3:23
Leviticus 16
Matthew 21:1
Luke 19:37
Numbers 34:6
Isaiah 9:2
Malachi 3:1; 4:1
Zechariah 14:1
Ezekiel 10:18; 11:22; 43; 44; 46; 48
Matthew 24:26-27
Hebrews 4:12
Luke 2:34-35

Reproduzir vídeo
Spirit and Life Bible Study broadcast from 5/2/2012. The complete series is available at: www.spiritandlifebiblestudy.com

Das Obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 5351

Estudar Esta Passagem

  
/ 10837  
  

5351. En Jozef noemde de naam van de eerstverwekte Menasse; dat dit de nieuwe wil in het natuurlijke betekent en het hoedanige ervan, staat vast uit de uitbeelding van Menasse in het Woord, namelijk het geestelijk goede in het natuurlijke, dus het nieuwe wilsdeel; dat die naam het hoedanige insluit, kan uit de namen vaststaan die eveneens aan anderen werden gegeven en tevens ten aanzien van het hoedanige worden ontvouwd, zoals de naam Menasse met deze woorden:

‘Omdat God mij heeft doen vergeten al mijn moeite en het gehele huis mijns vaders’; zo wordt dus het hoedanige beschreven dat met Menasse wordt aangeduid; bovendien wordt, wanneer wordt gezegd ‘hij noemde de naam’ ook aangeduid dat de naam zelf het hoedanige bevat; de naam immers en de naam noemen betekent het hoedanige, zie de nrs. 144, 145, 1754, 1896, 2009, 2724, 3006, 3421.

Dat de eerstverwekte, die Menasse werd genoemd, het geestelijk goede en het natuurlijke betekent of de nieuwe wil daar, komt omdat het goede daadwerkelijk het eerstverwekte is in de Kerk of bij de mens die een Kerk wordt; het ware echter is niet het eerstverwekte, maar toch schijnt het alsof dit het is, zie de nrs. 352, 367, 2435, 3325, 3494, 4925, 4926, 4928, 4930; wat eveneens hieruit kan vaststaan dat bij de mens de wil voorafgaat, want het willen van de mens is het eerste van zijn leven en zijn verstaan volgt daarop en voegt zich toe aan zijn willen; dat wat vanuit de wil voortgaat, wordt het goede genoemd bij hen die uit de Heer de nieuwe wil ontvangen hebben door de wederverwekking, maar het boze bij hen die het niet hebben willen ontvangen; dat wat echter vanuit het verstandelijke voortgaat, wordt het ware genoemd bij de wederverwekten, maar het valse bij de niet-wederverwekten; maar omdat de nieuwe wil van de mens niet voor de zin waarneembaar verschijnt dan alleen door het verstandelijke – het verstand immers is de wil in vorm of de voor de zin gevormde wil – meent men daarom dat het ware dat uit het verstandelijke voortgaat, het eerstverwekte is, terwijl dit toch niet dan een schijn is om de oorzaak hiervoor gezegd; vandaar komt het dat er oudtijds over gestreden werd, of het ware dat van het geloof is, het eerstverwekte van de Kerk was, dan wel het goede dat van de naastenliefde is; degenen die vanuit de schijn hun gevolgtrekking maakten, zeiden dat het ware dit was; degenen echter die niet vanuit de schijn hun gevolgtrekking maakten, erkenden dat het goede het was; vandaar ook komt het dat zij heden ten dage het geloof het eerste en het wezenlijke zelf van de Kerk maken, de naastenliefde echter het secondaire en het niet-wezenlijke; maar zij zijn veel wijder dan de ouden in de dwaling voortgegaan door vast te stellen dat het geloof-alleen zaligt; onder het geloof in de Kerk wordt al het ware van de leer verstaan, onder de naastenliefde echter al het goede van het leven; zij noemen de naastenliefde en haar werken weliswaar de vruchten van het geloof, maar wie gelooft dat de vruchten iets tot het heil bijdragen, wanneer men gelooft dat de mens wordt gezaligd door het geloof in het laatste uur van zijn leven, hoe hij ook tevoren heeft geleefd en wanneer zij door het leerstellige nog de werken die van de naastenliefde zijn van het geloof scheiden door te zeggen dat het geloof-alleen zaligt, zonder de goede werken, of dat de werken die van het leven zijn, niets tot het heil bijdragen; o, wat een geloof! En o, wat een Kerk! Zij aanbidden een dood geloof en verwerpen het levende geloof, terwijl toch het geloof zonder de naastenliefde is zoals een lichaam zonder ziel; dat een lichaam zonder ziel uit de aanblik verwijderd en weggeworpen wordt, omdat het stinkt, is bekend; eender is het ook gesteld met het geloof zonder de naastenliefde in het andere leven. Al diegenen zijn in de hel die in het zogenaamde geloof zonder de naastenliefde zijn geweest, maar al diegenen zijn in de hemel die wel in de naastenliefde zijn geweest; het leven immers van eenieder blijft, de leer echter blijft voor niet meer dan voor zoveel zij vanuit het leven trekt. Dat met Menasse de nieuwe wil in het natuurlijke wordt aangeduid, of wat hetzelfde is, het geestelijk goede daar, kan niet zo elders in het Woord vaststaan zoals dat met Efraïm het nieuwe verstandelijke in het natuurlijke of het geestelijk ware daar wordt aangeduid; niettemin kan men vanuit Efraïm over Menasse een gevolgtrekking maken; waar immers dan in het Woord twee worden vermeld, wordt met de een het goede en met de ander het ware aangeduid; daarom zal men in wat hierna volgt, waar van Efraïm sprake is, zien dat met Menasse het geestelijk goede in het natuurlijke, dat van de nieuwe wil is, wordt aangeduid.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl