Van Swedenborgs Werken

 

Ware Christelijke Religie #347

Bestudeer deze passage

  
/ 853  
  

347. Wat echter de vorming van het geloof betreft; dit wordt daardoor gevormd, dat de mens tot de Heer gaat, de waarheden uit het Woord leert, en overeenkomstig deze leeft. Ten eerste, dat het geloof daardoor gevormd wordt dat de mens tot de Heer gaat; dit komt, omdat het geloof, dat echt geloof is, dus een heilbrengend geloof is, uit de Heer is en geloof aan de Heer is. Dat het uit de Heer is, blijkt uit Zijn woorden tot de discipelen:

‘Blijft in Mij, en Ik in u, want zonder Mij kunt gij niets doen’, (Johannes 15:4-5).

Dat het een geloof aan de Heer is, blijkt uit de plaatsen die eerder in nrs. 337 en 338 in grote getale werden aangehaald, en aantoonden, dat de mens in de Zoon moet geloven. Aangezien nu het geloof uit de Heer is en het geloof aan de Heer is, kan men zeggen, dat de Heer het geloof zelf is, want het leven en het wezen van het geloof zijn in de Heer, dus uit de Heer. Ten tweede, dat het geloof daardoor gevormd wordt, dat de mens de waarheden uit het Woord leert; dit komt, omdat het geloof in zijn wezen waarheid is; want alle dingen die het geloof binnengaan, zijn waarheden, en daarom is het geloof niets anders dan de samenvatting van de waarheden, die in het gemoed van de mens blinken. Want de waarheden leren niet alleen dat men geloven moet, maar ook in wie men geloven moet en wat men geloven moet. Dat de waarheden uit het Woord genomen moeten worden, komt omdat alle waarheden, die tot heil leiden, daarin zijn. In deze waarheden is werkende kracht, omdat zij uit de Heer gegeven zijn, en vandaar gegrift in de gehele engelenhemel. Wanneer de mens daarom de waarheden uit het Woord leert, komt hij in gemeenschap en in de vergezelschapping met de engelen, zonder dat hij dit weet. Geloof zonder waarheden is als zaad zonder kern, dat, wanneer het gemalen wordt, slechts kaf geeft; daarentegen is geloof uit waarheden als nuttig zaad, dat, wanneer het gemalen wordt, meel geeft. Kortom, de wezenlijke dingen van het geloof zijn waarheden, en wanneer die niet in het geloof zijn en het geloof samenstellen, is het geloof slechts als de schrille klank van een fluit; maar wanneer zij wel daarin zijn en het samenstellen, is het geloof als een heilbrengende stem. Ten derde, dat het geloof daardoor gevormd wordt, dat de mens overeenkomstig de waarheden leeft; dit komt, omdat het geestelijk leven het leven overeenkomstig de waarheden is, en de waarheden niet daadwerkelijk leven vooraleer zij in de daden zijn, Waarheden, verwijderd van daden, behoren alleen tot de gedachte, en indien zij ook niet zaken van de wil worden, zijn ze alleen op de drempel tot de mens, en dus niet binnen in hem; want de wil is de mens zelf, en de gedachte is de mens voor zoveel en zodanig, als zij de wil aan zichzelf heeft toegevoegd. Wie de waarheden leert en ze niet doet, is als iemand, die zaden over het veld rondstrooit, en het niet egt, vandaar zwellen de zaden door de regen op en worden waardeloos. Wie echter de waarheden leert en ze doet, is als iemand die zaait en het gezaaide toedekt, zodat de zaadkorrels door de regen groeien tot graangewas en nuttig voor de voeding worden. De Heer zegt:

‘Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij dezelve doet’, (Johannes 13:17),

en elders: ‘Die in de goede aarde gezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort en er acht op geeft, en vandaar vrucht draagt en maakt’, (Mattheüs 13:23). Voorts: ‘Eenieder die Mijn woorden hoort en dezelve doet, die zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft; maar eenieder die Mijn woorden hoort, doch dezelve niet doet, die zal bij een dwaze man vergeleken worden, die zijn huis op het zand gebouwd heeft’, (Mattheüs 7:24, 26); alle woorden van de Heer zijn waarheden.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

Van Swedenborgs Werken

 

Ware Christelijke Religie #337

Bestudeer deze passage

  
/ 853  
  

337. Dat het zaligmakende geloof het geloof is in God de Zaligmaker, kom omdat Hij God en Mens is, en Hij in de Vader en de Vader in Hem, en zij zo dus één zijn; vandaar richten diegenen die zich tot Hem richten, zich tevens ook tot de Vader, en zo dus tot één en een enig God, en er is geen zaligmakend geloof in een ander. Dat men geloven of geloof hebben moet in de Zoon van God, Verlosser en Zaligmaker, ontvangen uit Jehovah en geboren uit de maagd Maria, Jezus Christus genaamd , blijkt uit de zo vaak door Hem en later door de apostelen herhaalde geboden. Dat het geloof in Hem door Hem bevolen werd, komt duidelijk uit in de volgende plaatsen:

‘Jezus zei: Dit is de wil van de Vader, die Mij gezonden heeft, dat eenieder die de Zoon ziet, en in Hem gelooft, het eeuwige leven zal hebben; en Ik zal hem opwekken ten uiterste dage’, (Johannes 6:40);

‘Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar die de Zoon niet gelooft, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem’, (Johannes 3:36);

‘Opdat eenieder die in de Zoon gelooft, niet zal verderven, maar het eeuwige leven zal hebben; want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enigverwekte Zoon gegeven heeft, opdat eenieder, die in Hem gelooft, niet zal verderven maar het eeuwige leven zal hebben’, (Johannes 3:15-16);

‘Jezus zei: Ik ben de opstanding en het leven; die in Mij gelooft zal niet sterven in der eeuwigheid’, (Johannes 11:25-26);

‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven; Ik ben het brood des levens’, (Johannes 6:47-48);

‘Ik ben het brood des levens; die tot Mij komt, zal niet hongeren, en die in Mij gelooft zal nimmermeer dorsten’, (Johannes 6:35);

‘Jezus riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke; die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien’, (Johannes 7:37-38);

‘Zij zeiden tot Jezus: Wat zullen wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? Jezus antwoordde: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die de Vader gezonden heeft’, (Johannes 6:28-29);

‘Terwijl gij het licht hebt, gelooft in het licht, opdat gij zonen van het licht moogt zijn’, (Johannes 12:36);

‘Die in de Zoon Gods gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alreeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de enigverwekte Zoon van God’, (Johannes 3:18);

‘Deze dingen zijn geschreven opdat gij gelooft, dat Jezus de Zoon Gods is, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam’, (Johannes 20:31);

‘Indien gij niet gelooft dat Ik ben, gij zult in uw zonden sterven’, (Johannes 8:24);

‘Jezus zei: wanneer de Trooster, de Geest der Waarheid, gekomen zal zijn, zo zal Hij de wereld overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van gericht; van zonde, omdat zij in Mij niet geloven’, (Johannes 16:8-9).

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.