Van Swedenborgs Werken

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Bestudeer deze passage

  
/ 325  
  

Tot nu toe bevat deze vertaling passages tot en met #325. Er wordt waarschijnlijk nog aan gewerkt. Als je op de pijl naar links drukt, vind je het laatste nummer dat vertaald is.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #10566

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

10566. En zie dat Uw volk deze natie is; dat dit betekent dat zij het alleen in de wereld zijn bij wie het Goddelijke is dat over alle dingen is, staat vast uit de betekenis van de natie van Jehovah, namelijk waar het Goddelijke Zelf woont en in de geestelijke zin, waar de Kerk van de Heer is, want allen die de Heer erkennen met het geloof en de liefde, zijn tezamen genomen de natie van Jehovah.

Maar de zonen Israëls dachten in die tijd niets met betrekking tot de Kerk, maar alleen ten aanzien van het bezit van het land Kanaän en ten aanzien van de voorrang boven anderen.

En omdat het aan Mozes was gezegd, dat de Naam van hun God was Jehovah, wat zij eerder niet hadden geweten, (Exodus 3:13,14) en omdat zij zoveel wonderen door Hem hadden gezien in Egypte en aan de zee Suph en in de woestijn, erkenden zij daarom Jehovah als hun God; maar toch geloofden zij in hun hart niet in Hem; zij geloofden immers dat er verscheidene goden waren; zoals voldoende kan vaststaan uit het gouden kalf, dat zij, terwijl Mozes afwezig was, als hun god, ja zelfs als Jehovah hebben aanbeden; en daarna uit de goden tot wie zij zo vaak afweken, zoals blijkt uit de historische teksten van het Woord.

Daaruit kan vaststaan, dat zij Jehovah hebben vereerd alleen vanwege de wonderen en niet daarom dat Hij alleen God was, en wie God vereert alleen vanwege de wonderen, die vereert slechts de Naam van God en niet God en hij valt van Hem af zo vaak hij de dingen die hij begeert niet verkrijgt.

Dat de Israëlitische natie Jehovah alleen ten aanzien van de Naam heeft vereerd, zie de nrs. 3732, 4299, 6877; en dat zij in hun hart afgodendienaren waren, nrs. 4208, 4281, 4820, 5998, 6877, 7401, 8301, 8882; en dat zij de ergste natie was, nrs. 4314, 4316, 4317, 4444, 4503, 4750, 4751, 4815, 4820, 4832, 5057, 7248, 8819, 9320 en bovendien nr. 10396.

Hieruit nu kan vaststaan wat er wordt aangeduid met Uw volk, deze natie, namelijk dat zij het alleen waren, bij wie Jehovah was en dat zij zo voortreffelijker zouden worden dan alle andere natiën.

Maar hoewel deze dingen in de naastgelegen zin aangeduid worden met die woorden, wordt toch met dezelfde woorden in de innerlijke zin aangeduid dat het Goddelijke bij hen was, en dus de Kerk.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl