Van Swedenborgs Werken

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #1

Bestudeer deze passage

/ 325  
  

1. Over de Nieuwe Hemel en de Nieuwe Aarde, en wat onder Nova Hierosolyma wordt verstaan.

Gezegd wordt in de Apocalyps: ‘Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, immers de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem (Nova Hierosolyma), nederdalende uit God vanuit de hemel, bereid als een bruid vóór haar man. De stad had een grote en hoge muur, die twaalf poorten had, en in de poorten twaalf engelen, en namen daaraan ingeschreven, welke zijn de namen van de twaalf stammen van Israël. En de muur van de stad had twaalf fundamenten, waarin de twaalf namen der apostelen van het Lam. De stad zelf was vierhoekig gelegen, en haar lengte even groot was als de breedte. En hij mat de stad met het riet op twaalf duizend stadiën; en de lengte en de breedte en de hoogte ervan waren gelijk. En hij mat haar muur honderd vierenveertig ellen, de maat van een mensen, zijnde van een engel. Haar muur was uit jaspis; de stad zelf echter zuiver goud, zuiver glas gelijk: en de fundamenten van de muur van de stad uit allen kostbaren steen. De twaalf poorten waren twaalf parelen; en de straat van de stad zuiver goud evenals doorluchtig glas. De heerlijkheid Gods verlichtte haar, en haar lamp was het Lam. De natiën die bewaard waren geweest, zullen wandelen tot haar licht, en de koningen der aarde zullen hun heerlijkheid en hun eer tot haar aanbrengen’, Apocalyps 21:1-2, 12-24.

Een mens die deze dingen leest, verstaat ze niet anders dan volgens de letterlijke zin, namelijk dat de aanschouwbare hemel met de aarde zal vergaan, en een nieuwe hemel zal ontstaan, en dat op een nieuwe aarde zal nederdalen de heilige stad Hierosolyma, en dat die zal zijn ten aanzien van haar maten volgens de beschrijving. Maar de engelen verstaan die dingen geheel en al anders, namelijk de afzonderlijke dingen geestelijk die de mens natuurlijk verstaat, en zoals de engelen deze verstaan aldus is hun betekenis. Dit is de inwendige of geestelijke zin van het Woord, onder de nieuwe hemel en de nieuwe aarde in de inwendige of geestelijken zin, waarin de engelen zijn, wordt verstaan de nieuwe kerk zowel in de hemelen als op aarde; over de kerk wederzijds zal verderop gesproken worden; onder de stad Hierosolyma nederdalende uit God vanuit de hemel, wordt verstaan haar hemelse leer; onder de lengte, breedte en hoogte die gelijk zijn, worden verstaan alle goede en ware dingen van die leer in de samenvatting; onder haar muur wordt verstaan de ware dingen die haar beschermen; onder de maat van de muur, zijnde 144 ellen, de maat van een mens die een engel is, worden verstaan al die beschermende ware dingen in de samenvatting, en de hoedanigheid ervan; onder de twaalf poorten die uit parelen waren, worden de binnenleidende ware dingen verstaan; eender onder de twaalf engelen in de poorten; onder de fundamenten van de muur die uit allen kostbare steen waren, worden verstaan de erkentenissen waarop die leer wordt gefundeerd; onder de twaalf stammen van Israël worden verstaan alle dingen van de kerk in het algemeen en in het bijzonder; eendere dingen onder de twaalf apostelen; onder het goud gelijk aan zuiver glas, waaruit de stad en de straat was, wordt verstaan het goede der liefde waaruit de leer doorschijnend is met haar ware dingen; onder de natiën die bewaard zijn geweest, en onder de koningen der aarde die heerlijkheid en eer in haar zullen aanbrengen, worden verstaan allen van de kerk die in de goede en ware dingen zijn; onder God en het Lam wordt verstaan de Heer ten aanzien van het Goddelijke Zelf en het Goddelijk Menselijke. Zodanig is de geestelijke zin van het Woord, waaraan de natuurlijke zin, zijnde de zin van de letter, van dienst is als basis. Maar toch maken die beide zinnen, de geestelijke en de natuurlijke, één door de overeenstemmingen. Dat een zodanig geestelijk verstaan in al die dingen is, behoeft hier geen aantoning, omdat het niet tot dit werk behoort, maar men zie het getoond in de Hemelse Verborgenheden. … [Om praktische redenen zijn alle voetnoten aan het einde van ieder hoofdstuk niet opgenomen in deze digitale weergave, maar ieder onderwerp, ja iedere zinsnede kan nader worden verduidelijkt in de “Arcana”. Red.]

/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Arcana Coelestia #2724

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

2724. 'And there he called on the name of [Jehovah,] the God of Eternity' means worship from it. This is clear from the meaning of 'calling on the name of God' as worship, dealt with in 440. Those who belonged to the Ancient Church did not understand merely name by the word 'name' but the entire nature, see 144, 145, 340, 768, 1754, 1896, 2009. Thus by 'the name of God' they understood everything in one embrace by which God was worshipped, consequently everything of love and faith. But once the internal aspect of worship perished and only the external was left people began to understand nothing else by 'the name of God' than the name. Indeed they went so far as to worship the name itself, being quite indifferent to what the love and the faith were in which their worship was grounded. As a result of this nations began to identify themselves by the names of their gods, the Jews and Israelites setting themselves above the rest because they worshipped Jehovah. They made the utterance and the calling upon the name itself the essential feature of worship; but in fact worship of the name alone is not worship at all, for that practice may exist even among the worst of people who in worshipping the name alone become greater profaners.

[2] Now because 'the name of God' means the entirety of worship, that is, the love and faith in their entirety from which He is worshipped, it is therefore clear what is meant by hallowed be Your name - in the Lord's Prayer, Matthew 6:9, and what by the following words spoken by the Lord,

You will be hated by everyone for My name's sake. Matthew 10:22.

If two of you agree in My name on earth about anything they ask, it will be done for them by My Father who is in heaven. Where two or three are gathered in My name, there am I in the midst of them. Matthew 18:19-20.

He who leaves houses or brothers or sisters or father or mother or wife or children or fields, for My name's sake, will receive a hundredfold and will be allotted the inheritance of eternal life. Matthew 19:29.

Hosanna to the son of David! Blessed is he who comes in the name of the Lord. Matthew 21:9.

Jesus said, You will not see Me from now on until you say, Blessed is the one coming in the name of the Lord. Matthew 23:39.

You will be hated by all nations for My name's sake. Then many will stumble and betray one another, and hate one another, and all for My name's sake. 1 Matthew 24:9-10.

As many as received Him, to them He gave power to be sons of God, to those believing in His name, John 1:12.

He who does not believe is judged already because he has not believed in the name of the only begotten Son of God. John 3:17-18.

Jesus said, Whatever you ask in My name, I will do it. John 14:14-15; 15:16; 16:23-24, 26-27.

Jesus said, I have manifested Your name to men. John 17:6.

Holy Father, keep them in Your name whom You have given Me, that they may be one as We are one. John 17:11-12.

I made known to them Your name, and I will make known that the love with which You have loved Me may be in them, and I in them. John 17:26.

That you may believe that Jesus is the Christ, the Son of God, and that believing you may have life in His name. John 20:31.

There are in addition very many places in the Old Testament in which the name of Jehovah and of God is not used to mean the name but love and faith in their entirety in which worship is grounded.

[3] But those who worship the name alone, without love and faith, are spoken of in Matthew as follows,

Many will say to Me on that day, Lord, Lord, did we not prophesy through Your name, and cast out demons through Your name, and do many mighty works in Your name? But I will confess to them, I do not know you; depart from Me, you workers of iniquity. Matthew 7:22-23.

As has been stated, once the member of the Church from being internal became external, and began to make worship consist in a name alone, people no longer acknowledged one God but many. For it was a custom among the ancients to add something after the name of Jehovah and by doing that to call to mind some benefit or attribute of His, as in the present verse, 'He called on the name of [Jehovah,] the God of Eternity'. Another example occurs in the next chapter,

Abraham called the name of that place Jehovah Jireh (that is, Jehovah will see). Genesis 22:14.

And the following, among others, are further examples,

Moses built an altar and called the name of it Jehovah Nissi (that is, Jehovah is my banner). Exodus 17:15.

Gideon built an altar to Jehovah and called it [the altar] of Jehovah Shalom (that is, of peace). Judges 6:24.

It was from this custom that those who made worship consist in a name alone came to acknowledge so many gods, and also that among the gentiles, especially those in Greece and Rome, so many gods came to be acknowledged and worshipped, whereas the Ancient Church from which those attributive names derived always worshipped but one God who was revered under so many names, for the reason that by 'name' they understood the essential nature.

Voetnoten:

1. These six words which Swedenborg apparently copied from the Schmidius Latin version do not occur in the original Greek.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.