9294. En het feest des oogstes der eerstelingen van uw werken, die gij had gezaaid in het veld; dat dit de eredienst van de Heer en de dankzegging vanwege de inplanting van het ware in het goede betekent, staat vast uit de betekenis van het feest, te weten de eredienst van de Heer en de dankzegging, nr. 9286, 9287; uit de betekenis van de oogst, namelijk de bevruchting van het ware, dus de inplanting ervan in het goede; uit de betekenis van de eerstelingen of de beginselen van de werken, namelijk de dingen die het laatste van het onderricht en het eerste van het leven zijn, waarover hierna; uit de betekenis van zaaien, dus onderrichten, waarover nr. 9272; en uit de betekenis van het veld, namelijk de Kerk ten aanzien van het goede, dus het goede van de Kerk, nrs. 2971, 3500, 3766, 7502, 9139, 9141; hieruit blijkt, dat met het feest des oogstes der eerstelingen van de werken die gij had gezaaid in het veld, de eredienst van de Heer en de dankzegging vanwege de inplanting van het ware in het goede wordt aangeduid.
Dat dit met het feest wordt aangeduid, staat vast uit wat eerder in nr. 9286 is gezegd, namelijk dat de drie feesten waren ingesteld vanwege de bevrijding van de mens van de verdoemenis en dus vanwege de wederverwekking, want de mens wordt door de wederverwekking bevrijd van de hel en binnengeleid in de hemel; daarom betekent het eerste feest, dat het feest van de ongezuurde dingen werd genoemd, de zuivering van de valsheden; dit feest betekent dus de inplanting van het ware in het goede en het derde feest betekent de inplanting van het goede; wanneer de mens immers wordt wederverwekt, dan wordt hij eerst gezuiverd van de valsheden die vanuit het boze van de liefde van zich en van de wereld zijn en dit vindt daardoor plaats dat hij wordt onderricht ten aanzien van het boze, de hel, de verdoemenis en verder ten aanzien van het goede, de hemel en de eeuwige gelukzaligheid; en dat hij zich zo laat afhouden van de boosheden te doen, te willen en te denken.
Wanneer de grond zo is voorbereid, dan worden de waarheden van het geloof ingezaaid, want die worden tevoren niet opgenomen; maar de waarheden die worden ingezaaid, moeten worden ingeplant aan het goede, aangezien zij elders geen grond hebben, noch elders kunnen wortelen; zij worden in het goede ingeplant, wanneer de mens het ware wil, dat liefheeft en het doet.
Deze staat van de wederverwekking of van de bevrijding van de verdoemenis wordt aangeduid met dit feest, dat het feest des oogstes der eerstelingen van de werken wordt genoemd; de oogst immers betekent de waarheden die het goede voortbrengen.
Wanneer de waarheden zijn ingeplant in het goede, dan wordt de mens niet langer door de waarheden maar door het goede geleid door de Heer, wat gebeurt wanneer hij het goede wil en het goede doet uit de aandoening van de liefde, dat wil zeggen, vanuit naastenliefde.
Deze staat van de wederverwekking of van de bevrijding van de verdoemenis wordt aangeduid met het derde feest, namelijk het feest van de inzameling.
Deze drie feesten werden ook genoemd het feest Pesach, het feest der weken, het feest der tabernakelen, zie (Exodus 34:18-22; Leviticus 23:1; Deuteronomium 16:1).
Eendere dingen als met deze drie feesten werden uitgebeeld met het uitleiden van de zonen Israëls uit het land van Egypte; met het binnenleiden van hen in het land Kanaän en met het wonen daar.
Door het uitleiden van de zonen Israëls uit het land van Egypte immers werd het eendere uitgebeeld als met het eerste feest, dat Pesach werd genoemd; dat dit zo is, kan men zien uit de dingen die over Pesach zijn getoond in de nrs. 7093, 7867, 7995; want het uitleiden van de zonen Israëls, dat de oorzaak was voor de instelling van dat feest, betekende de bevrijding van hen die van de geestelijke Kerk waren, uit de valsheden waardoor zij werden bestookt, nrs. 7240, 7317, 9197.
Hetzelfde echter werd door het binnenleiden van de zonen Israëls in het land Kanaän uitgebeeld als door dit tweede feest, dat het feest der eerstelingen van de werken en ook het feest der weken werd genoemd, namelijk de inplanting van het ware in het goede.
Het land Kanaän immers is de Kerk ten aanzien van het goede, dus het goede van de Kerk, nrs. 1607, 3038, 3481, 3686, 3705, 4240, 4447, 4517, 5136, 6516; en de zonen Israëls, abstract van de personen, zijn de geestelijk waarheden, nrs. 5414, 5879, 5951.
Hetzelfde werd ook door het wonen van de zonen Israëls in het land Kanaän uitgebeeld als door het derde feest, dat het feest der inzameling van de vruchten van de aarde en de inzameling uit de dorsvloer en de persbak en ook het feest van de tabernakelen werd genoemd, namelijk de inplanting van het goede en zo het leven in de hemel.
Hieruit nu blijkt, waarom er drie feesten waren ingesteld, namelijk vanwege het uitleiden van het menselijk geslacht, dat het nieuwe leven uit de Heer wil opnemen, uit de hel en het binnenleiden van hen uit de Heer in de hemel; en dit uit de Heer door Zijn Komst in de wereld.