8152. En hij jaagde na achter de zonen Israëls; dat dit betekent het streven om degenen te onderwerpen die in het met de naastenliefde verbonden geloof zijn, staat vast uit de betekenis van najagen, namelijk het streven om te onderwerpen, nr. 8136; en uit de uitbeelding van de zonen Israëls, namelijk zij die van de geestelijke Kerk zijn, waarover eerder; dus degenen die in het met de naastenliefde verbonden geloof zijn, want zij die van de Kerk zijn, zijn in dat geloof zowel ten aanzien van de leer als ten aanzien van het leven, het goede van het geloof of de naastenliefde is het wezenlijke, dus op de eerste plaats voor degenen die van de echte geestelijke Kerk zijn maar voor hen die het geloof hebben dat gescheiden is van zijn goede, zowel ten aanzien van de leer als ten aanzien van het leven, is het ware van het geloof of het geloof het wezenlijke of op de eerste plaats; deze mensen zijn niet van de Kerk, want het leven maakt de Kerk, maar niet de leer, tenzij voor zoveel als deze van het leven wordt.

Daaruit blijkt dat de Kerk van de Heer niet hier is of daar, maar dat zij overal is, zowel binnen die rijken waar de Kerk is, als buiten die, waar men leeft volgens de geboden van de naastenliefde.

Vandaar komt het, dat de Kerk van de Heer verspreid is over het gehele wereldrond en dat zij toch één is; wanneer immers het leven de Kerk maakt en niet de van het leven gescheiden leer, dan is de Kerk één, maar wanneer de leer de Kerk maakt, dan zijn het er verscheidene.

8208. 'And the Egyptians pursued' means the attempt by falsity arising from evil to do violence. This is clear from the meaning of 'pursuing', when done by the Egyptians, as the attempt to bring under their control, dealt with in 8136, 8152, 8154, thus to do violence; and from the representation of 'the Egyptians' as those steeped in falsities arising from evil, dealt with in 8132, 8135, 8146, 8148, and so also as falsities arising from evil.

3166. 'And he gave precious things to her brother' means spiritual things passing from there to natural good. This is clear from the meaning of 'precious things' as spiritual things, dealt with in what follows, and from the meaning of 'a brother' as natural good, dealt with in 3160, and also of 'Laban', to whom 'her brother' refers here, as the affection for good in the natural man, dealt with in 3129, 3130. It is also clear from other parts of the Word that 'precious things' means spiritual things, for example, from the reference to Joseph in Moses,

Blessed by Jehovah is his land, in regard to the precious things of heaven, to the dew, and to the deep lying beneath, and to the precious things of the fruits of the sun, and to the precious things of the produce of the months, and to the precious things of the eternal hills, and to the precious things of the earth and of its fulness. Deuteronomy 33:13-16.

Here 'the precious things of heaven', 'the precious things of the fruits of the sun', 'the precious things of the produce of the months', 'the precious things of the eternal hills', and 'the precious things of the earth' mean various kinds of spiritual things. The word 'precious' was also applied to precious stones, pearls, balms, spices, and similar commodities, which all mean spiritual things.

[2] What spiritual things are has been stated many times already, namely that in the Lord's kingdom there are celestial things and there are spiritual things. Celestial things are forms of good, spiritual things forms of truth from that good. Nothing exists in the universe that is unrelated to good or to truth. Everything to do with use and life is related to good, whereas everything to do with doctrine and knowledge, in particular concerning use and life, is related to truth. Or what amounts to the same, that which belongs to the will is called good or evil, whereas that which belongs to the understanding is referred to as truth or falsity. Good therefore, being that alone which is the expression of love and charity and which flows in from the Lord, is celestial, whereas truth, being that which springs from good, is spiritual. The reason 'precious things' were given to the brother when 'vessels of silver, vessels of gold, and garments' were given to the sister when she became a bride was that the brother meant good in the natural man, and this good is enlightened when truth is introduced into good in the rational. Indeed this is the origin of all enlightenment of good and truth in the natural man.