Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #81

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

81. DE INNERLIJKE ZIN.

In dit hoofdstuk wordt over de hemelse mens gehandeld, in het voorgaande is gesproken over de geestelijke mens, die uit de dode mens gemaakt is; omdat echter heden ten dage niemand weet wat een hemels mens is, en nauwelijks wat een geestelijk mens is, evenmin wat een dood mens is, mag ik, opdat men zal weten wat het verschil is, in het kort uiteenzetten, hoe de een is en hoe de andere. Ten eerste: de dode mens erkent geen andere waarheid en goedheid, dan hetgeen tot het lichaam en de wereld behoort, en dit aanbidt hij ook. De geestelijke mens erkent het geestelijke en het hemelse ware en goede, maar dit vanuit het geloof waaruit hij ook handelt, maar niet zozeer uit liefde. De hemelse mens gelooft en voelt het geestelijke en hemelse ware en goede en hij erkent geen ander geloof dan hetgeen uit de liefde is, waaruit hij ook handelt. Ten tweede: de doeleinden van de dode mens beogen alleen het lichamelijke en wereldse leven, en hij weet niet wat het eeuwige leven is en wat de Heer, en als hij het weet, gelooft hij het niet. De doeleinden van de geestelijke mens beogen het eeuwige leven, en dus de Heer. De doeleinden van de hemelse mens zijn gericht op de Heer, en zo op Zijn koninkrijk en op het eeuwige leven. Ten derde: wanneer de dode mens in strijd is, bezwijkt hij bijna altijd; wanneer hij niet in strijd is, heersen bij hem het kwade en het valse en hij is een slaaf. Zijn banden zijn uiterlijke, zoals vrees voor de wet, voor het verlies van het leven, van rijkdommen, weelde en goede naam. De geestelijke mens is in strijd, maar overwint altijd; de banden die over hem heersen, zijn innerlijke en worden banden van het geweten genoemd. De hemelse mens is niet in strijd; als het kwade en het valse hem belagen, veracht hij ze, waarom hij ook overwinnaar wordt genoemd; hij heeft geen waarneembare banden, waardoor hij in toom gehouden wordt, maar hij is vrij. Zijn banden, die zich niet vertonen, zijn de innerlijke gewaarwordingen van het goede en ware.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Commentaar

 

Bonds

Door Cairns Henderson (machine vertaald in Nederlands)

In this photo, entitled Reaching Out, two bean plants are climbing adjacent poles, and they have each reached out a tendril to bridge the gap.

Met bindingen worden de affecties van een persoon bedoeld, niet omdat ze geketend zijn, maar omdat ze de mens binden aan wat hij liefheeft en hem weerhouden van wat in strijd is met die liefdes, waardoor de persoon binnen de grenzen van de liefde blijft.

Er zijn drie klassen van obligaties:

1. Externe banden zijn angst voor de wet en haar straffen, en angst voor het verlies van de reputatie, de eer of de rijkdom als gevolg van die verliezen. De banden worden van buitenaf opgelegd en de angst is voor het verlies van het externe.

2. Externe banden zijn banden die voortkomen uit het kennen van waarheden en de angst om ongehoorzaam te zijn aan wat men weet dat het goed is.

3. Interne banden die de banden van het geweten zijn, die een genegenheid hebben voor het goede en de waarheid en die hen niet willen schaden.

(Referenties: Hemelse Verborgenheden 81)

Van Swedenborgs Werken

 

Arcana Coelestia #2023

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

2023. 'And to your seed after you' means the Divine from that source with those who have faith in Him. This is clear from the meaning of 'seed' as the faith that inheres in charity, dealt with in 1025, 1447, 1610, and also from the meaning of 'after you' as following Him, dealt with just above in 2019. The Divine as it resides with those who have faith in Him is love and charity - love to the Lord being understood by 'love', and love towards the neighbour by 'charity'. Love to the Lord cannot possibly be separated from love towards the neighbour, for the Lord's love is directed towards the whole human race whom He wishes to save eternally and to join so completely to Himself that not a single one of them perishes. Anyone therefore who has love to the Lord possesses the Lord's love and so cannot help loving the neighbour.

[2] But not all people who are moved by love towards the neighbour are on that account moved by love to the Lord. This is so in the case of honest gentiles with whom, though they do not know the Lord, the Lord is nevertheless present in their charity, as shown in Volume One, in 1032, 1059. And this also applies to others inside the Church, for love to the Lord is of a higher order. People who have love to the Lord are celestial, but those who have love towards the neighbour, which is charity, are spiritual. The Most Ancient Church which existed before the Flood and was celestial was moved by love to the Lord, whereas the Ancient Church which existed after the Flood and was spiritual was moved by love towards the neighbour, which is charity. This distinction between love and charity will be maintained, when they are mentioned, in what follows.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.