Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6638

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

6638. Komende in Egypte met Jakob; dat dit betekent, nadat de waarheden waren ingebracht in de wetenschappen, staat vast uit de betekenis van Egypte, namelijk de wetenschappen, waarover de nrs. 1164, 1165, 1186, 1462, 4749, 4964, 4966, 6004, 5700, 5702, 6015, 6125; uit de uitbeelding van Jakob, namelijk het ware en tevens het goede, in het natuurlijke, of het natuurlijke ten aanzien van het ware en het goede, waarover de nrs.3305, 3509, 3525, 3546, 3576, 3599, 3659, 3669, 3677, 3775, 3829, 4009, 4234, 4286, 4337, 4538, 5306, 5533, 5535, 6001, 6236.

Dat ‘in Egypte komen’ is ingewijd worden in de wetenschappen, kan vaststaan uit de ontvouwingen die in die hoofdstukken worden vermeld, waar wordt gehandeld over het voorttrekken van de zonen van Jakob tot Egypte om koren te kopen en daarna over hun komst met Jakob daar.

Hoe het gesteld is met de inwijding van de waarheden van de Kerk in de wetenschappen, zie de nrs. 6004, 6023, 6052, 6071, 6077.

Hieruit blijkt dat met de zonen Israëls komende in Egypte, de in de wetenschappen ingebrachte ware dingen worden aangeduid.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #7439

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

7439. Zend Mijn volk, opdat zij Mij dienen; dat dit betekent dat zij hen zouden verlaten die van de geestelijke Kerk zijn, opdat die hun God in het vrije vereren, staat vast uit de betekenis van zenden of heenzenden, dus verlaten; uit de uitbeelding van de zonen Israëls, die hier Mijn volk zijn, namelijk zij die van de geestelijke Kerk zijn, nrs. 6426, 6637, 6862, 6868, 7035, 7062, 7198, 7201, 7215, 7223; en uit de betekenis van Jehovah dienen, dus vereren; dat zij zouden vereren in het vrije, blijkt uit wat volgt in vers 21-23 en verder hieruit dat elke eredienst die waarlijk eredienst is, in het vrije moet zijn.

Dat de zonen Israëls het volk van Jehovah wordt genoemd, was niet omdat zij beter zouden zijn dan de andere natiën, maar omdat zij het volk van Jehovah zouden uitbeelden, dat wil zeggen, degenen die uit het geestelijk rijk van de Heer zijn.

Dat zij niet beter waren dan de andere natiën, blijkt uit hun leven in de woestijn, namelijk dat zij in het geheel niet hebben geloofd in Jehovah, maar dat zij in hun hart hebben geloofd in de goden van de Egyptenaren, zoals vaststaat uit het gouden kalf dat zij voor zich maakten en dat zij hun goden noemden die hen uit het land van Egypte hadden uitgeleid, (Exodus 32:8).

Het blijkt ook uit hun leven daarna in het land Kanaän, waarover in de historische teksten van het Woord; en verder eveneens uit de profetische teksten die over hen zijn gezegd.

Vandaar komt het ook, dat weinigen van hen in de hemel zijn, want zij ontvingen in het andere leven een lot volgens hun leven op aarde.

Gelooft u dus niet dat zij boven anderen tot de hemel waren uitverkoren; degenen die geloven dat zij boven anderen tot de hemel waren uitverkoren, geloven niet dat eenieder zijn leven wacht; ook geloven zij niet, dat de mens gedurende zijn gehele leven in de wereld tot de hemel moet worden voorbereid en dat dit plaatsvindt uit de barmhartigheid van de Heer en dat men niet in de hemel wordt toegelaten enkel uit barmhartigheid, onverschillig hoe men in de wereld heeft geleefd.

Zo’n mening over de hemel en over de barmhartigheid van de Heer wordt aangebracht door de leer van het geloof-alleen en over de zaliging daardoor zonder de goede werken; want dezen bekommeren zich niet om het leven; vandaar geloven zij ook, dat boosheden kunnen worden afgewist zoals vuil door water; en dat de mens zo in één ogenblik kan worden overgebracht in het leven van het goede en dus worden toegelaten in de hemel, niet wetende dat de boze mens, indien hun het leven van het boze zou worden afgenomen, in het geheel niets van leven zouden hebben; en verder dat zij die in een leven van het boze zijn, indien zij in de hemel werden toegelaten, de hel in zich zouden voelen en wel des te zwaarder naarmate zij innerlijker in de hemel werden toegelaten.

Hieruit kan nu vaststaan dat de Israëlieten en de Joden in het geheel niet uitverkoren waren, maar alleen aangenomen om de dingen uit te beelden die van de hemel zijn; en dat dit in het land Kanaän heeft moeten plaatsvinden, omdat de Kerk van de Heer daar vanaf de oudste tijden was geweest en vandaar alle plaatsen daar uitbeeldend waren geworden voor het hemelse en het Goddelijke; zo kon dus eveneens het Woord worden geschreven, waarin de namen zulke dingen zouden aanduiden die van de Heer zijn en van Zijn rijk.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl