Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6303

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

6303. En God zal met ulieden zijn; dat dit de Goddelijke Voorzienigheid van de Heer betekent, staat vast uit de betekenis van God zal met ulieden zijn, namelijk de Goddelijke Voorzienigheid van de Heer, want wanneer de Heer met iemand is, dan leidt Hij hem en voorziet Hij daarin dat alle dingen die gebeuren, hetzij droevig, hetzij vreugdevol, voor hem ten goede uitvallen; dit is de Goddelijke Voorzienigheid. Dat er wordt gezegd de Voorzienigheid van de Heer, komt omdat er wordt gezegd God met ulieden en onder God en onder Jehovah wordt in het Woord de Heer verstaan; er is immers geen andere God behalve Hijzelf; Hijzelf is immers de Vader en Hijzelf is de Zoon, want Zij zijn één; de Vader is in Hem en Hij is in de Vader, zoals Hijzelf leert bij, (Johannes 14:9-11);

zie ook de nrs. 1343, 1736, 2921, 3035, 5663.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6839

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

6839. En Jehovah zag dat hij terzijde ging om te zien; dat dit de bespiegeling uit de Heer betekent, staat vast uit de betekenis van terzijde gaan om te zien, namelijk de bespiegeling, nr. 6836; dat Jehovah de Heer is, zie nr. 1343, 1736, 2921, 3023, 3035, 5663, 6303.

Hoedanig de letterlijke zin van het Woord is, blijkt ook hier: er wordt gezegd dat Jehovah zag dat hij terzijde ging om te zien alsof Hij dit niet tevoren had geweten en alsof Hij het niet had ingegeven en daartoe had aangezet om terzijde te gaan om te zien; toch wordt het zo gezegd, omdat het volgens de schijn is; maar de innerlijke zin leert hoe het moet worden verstaan, namelijk dat de Heer in zijn denken invloeide, opdat hij daarover zou bespiegelen, daaruit kan vaststaan hoe het is gesteld met de letterlijke zin van het Woord ten opzichte van de innerlijke zin; en dat de dingen die in de letterlijke zin zijn, zodanig zijn dat zij zich aanpassen aan de bevatting van eenvoudigen, die alleen geloven, tenzij het zo is als het verschijnt; dat wat niet verschijnt, geloven zij niet, omdat zij niet in de innerlijkheden van dingen kunnen binnengaan; waarom het Woord, indien het niet zodanig was in de letter, niet zou zijn opgenomen.

Degene die in zinlijke dingen is en degene die door wereldse dingen in beslag wordt genomen, vat geenszins de innerlijke dingen; hij wil de dingen zien die hij moet geloven; datgene wat hij niet ziet, is als het ware vreemd en verwerpt die onder de dingen die negatief zijn, tenminste onder die welke twijfelachtig zijn, wanneer hij uit zichzelf daarover nadenkt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl