Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5509

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

5509. Al zeggende; dat dit de doorvatting betekent, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische gedeelten van het Woord, namelijk doorvatten, waarover meermalen eerder.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Arcana Coelestia #5596

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

5596. 'Why did you treat me so badly as to tell the man that you had still [another] brother?' means that they separated the truth of good from spiritual good, so as to join it to the spiritual from the internal. This is clear from the meaning of 'treating badly' as separating, for it is their separation of Benjamin from him that Israel calls 'treating badly'; and from the meaning of 'telling' or 'pointing out' as imparting knowledge about what another thinks and reflects on, 2862, 5508, consequently communicating, 4856, and therefore joining together too (for when what is imparted passes into another's will, that communication leads to a joining together, as when Joseph heard that Benjamin was still alive and present with his father, he wanted Benjamin to come to him, and then, when alone with him, wanted to be joined to him, as is evident from the historical details that come after this); from the representation of Joseph as the Divine Spiritual, who, when he is called 'the man', means the spiritual from the internal, dealt with in 5584; and from the representation of Benjamin - to whom their brother, whose existence they had told him about, refers here - as the truth of good, dealt with in 5586. From all this it is evident that 'why did you treat me so badly as to tell the man that you had still [another] brother?' means that they separated the truth of good from spiritual good, so as to join it to the spiritual from the internal.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4680

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4680. Dat hun vader hem boven al zijn broeders liefhad; dat dit betekent dat hij verbonden was met het Goddelijk Natuurlijke, in de naaste zin met de Oude Kerk, die de vader is, staat vast uit wat eerder in nr. 4675 is ontvouwd, waar eendere dingen staan. Dat het in de naaste zin is dat hij verbonden was met de Oude Kerk en dat die het is die in deze zin wordt verstaan onder de vader, komt daar vandaan dat in de naaste zin, zoals eerder in nr. 4679 is gezegd, met de broeders van Jozef de nakomelingen van Jakob worden aangeduid en dus daarmee de Kerk die door hen werd uitgebeeld. Hoe het hiermee is gesteld, werd eerder enige malen gezegd, maar ter wille van de reeks van de dingen die volgen, moet het hier met weinige woorden in hoofdzaak worden herhaald: de Oude Kerk, die na de vloed door de Heer was geïnstaureerd, was een uitbeeldende Kerk en deze was zodanig dat de uiterlijke dingen van haar eredienst alle en afzonderlijk de hemelse en geestelijke dingen uitbeeldden, die van het rijk van de Heer zijn en in de hoogste zin de Goddelijke dingen van de Heer zelf; de innerlijke dingen van haar eredienst echter hadden alle en elk afzonderlijk betrekking op de naastenliefde. Die Kerk was verspreid over een groot deel van de Aziatische wereld en over verscheidene koninkrijken daar en hoewel zij ten aanzien van de leerstellige dingen van het geloof van elkaar afweken, was het niettemin één Kerk, omdat allen overal de naastenliefde tot het wezenlijke van de Kerk maakten; zij die toentertijd het geloof van de naastenliefde scheidden en het geloof tot het wezenlijke van de Kerk maakten, werden Cham genoemd. Maar deze Kerk boog in de loop van de tijd af tot afgodische dingen; zij begonnen immers de uiterlijke dingen zonder de innerlijke te vereren en omdat zij zo van de naastenliefde terugtraden, trad ook de hemel van hen terug en in de plaats ervan kwamen er geesten uit de hel die hen leidden. Toen deze Kerk verlaten was, werd een zekere nieuwe Kerk aangevangen uit Eber, die de Hebreeuwse Kerk werd genoemd; deze was in Syrië en Mesopotamië en eveneens onder enige natiën in het land Kanaän; maar deze verschilde van de Oude Kerk omdat zij het wezenlijke van de uiterlijke eredienst stelde in slachtoffers; zij erkende weliswaar dat het innerlijke van de eredienst de naastenliefde was, maar niet zo van harte als de Oude Kerk; deze werd echter eveneens afgodisch. Tenslotte behaagde het de Heer het nieuwe van een Kerk te instaureren bij de nakomelingen van Abraham vanuit Jakob en bij die natie de uiterlijke dingen van de eredienst van de Oude Kerk in te voeren; maar die natie was zodanig dat zij niet enig innerlijke van de Kerk kon opnemen, omdat hun harten geheel en al tegen de naastenliefde, waarom bij haar slechts het uitbeeldende van de Kerk werd ingesteld; vandaar nu komt het dat de zonen van Jakob of de broers van Jozef in de naaste zin een zodanige Kerk betekenen en dat hun vader Jakob de Oude Kerk betekent; ook meermalen elders in het Woord, vooral in het profetische, wordt onder Jakob de Oude Kerk verstaan en eveneens wordt die Kerk, namelijk de Oude, soms vader en moeder genoemd: vader ten aanzien van het goede en moeder ten aanzien van het ware. Daaruit blijkt nu dat met ‘hun vader had Jozef lief boven al zijn broeders’ wordt aangeduid dat het Goddelijk Ware van de Heer verbonden was met de Oude Kerk.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl