Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5043

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

5043. En Hij gaf hem diens genade die hij had in de ogen van de vorst van het huis der gevangenis; dat dit betekent vandaar de opheffing, staat vast uit de betekenis van genade geven, namelijk de opheffing; immers, in de verzoekingen genade geven is troosten en door de hoop opheffen; uit de betekenis van de vorst, namelijk het primaire ware, waarover in de volgende paragraaf; en uit de betekenis van het huis der gevangenis, namelijk de verwoesting van het valse, dus de verzoeking, waarover de nrs. 5038, 5039, 5044;

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9145

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

9145. En verteerd wordt een hoop koren; dat dit betekent de schade aan de opgenomen waarheden en goedheden van het geloof, staat vast uit de betekenis van de hoop, namelijk het opgenomen ware en goede van het geloof; dat de hoop dat is, komt omdat deze het reeds verzamelde gewas is en met het staande gewas wordt aangeduid het ware en het goede van het geloof in de ontvangenis, waarover hierna.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9643

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

9643. Veertig voetstukken van zilver; dat dit de volledige ondersteuning door het ware betekent, staat vast uit de betekenis van veertig, namelijk het volledige, nr. 9437; uit de betekenis van de voetstukken, namelijk de ondersteuning; de voetstukken immers ondersteunen; en uit de betekenis van het zilver, namelijk het ware, nrs. 1551, 2954, 5658, 6112, 6914, 6917, 7999.

Dat de voetstukken van zilver waren en de planken overtrokken met goud, had als oorzaak, dat met de planken het goede wordt aangeduid en met de voetstukken het ware; en het goede heeft macht en geeft dus ondersteuning door het ware.

Dat het goede macht heeft door het ware, zie de nrs. 6344, 6423, 9327, 9410; en dat goud het goede is en zilver het ware, nrs. 113, 1551, 1552, 5658, 6914, 6917, 8932, 9490, 9510; dat het goede macht heeft door het ware, komt omdat het ware de vorm van het goede is en het goede zo de hoedanigheid heeft, want waar het hoedanige is, daar is de vorm; dus heeft het dat waardoor het kan werken op iets anders, op deze of op andere wijze.

Vandaar is het, dat het goede vermogen heeft, maar niet bepaald, dan alleen door het ware; het bepaalde vermogen is de daadwerkelijke macht en dus de ondersteunende macht.

De voetstukken stemmen ook overeen met de voeten en de voetzolen bij de mens, in het algemeen met de beenderen die al het vlezige in het lichaam ondersteunen en met de voeten en met de beenderen wordt eender het ondersteunende ware aangeduid en met het vlezige in het lichaam het goede dat door het ware wordt ondersteund.

Dat alle dingen in de natuur betrekking hebben op de menselijke vorm en volgens de verhouding daarmee, aanduiden, zie nr. 9496; dat het vlees het goede is, nrs. 3813, 6968, 7850, 9127; dat de voeten het natuurlijke zijn, dus het ware in de macht vanuit het goede, nrs. 5327, 5328; dat het lichaam het goede is, nr. 6135; en dat de beenderen het ondersteunende ware zijn, nrs. 3812, 8005.

Vandaar is het eveneens dat het fundament, dat de algemene basis is, het ware van het geloof en het geloof zelf is, zoals kan vaststaan uit de plaatsen in het Woord, waar van het fundament wordt gesproken, zoals bij Jesaja: ‘Weet gij niet, hoort gij niet, verstaat gij niet de fundamenten der aarde’, (Jesaja 40:21).

Wie niet weet wat wordt aangeduid met het fundament en wat met de aarde, vat het niet anders dan dat de laagste dingen van de aarde daar onder de fundamenten van de aarde worden aangeduid, hoewel hij, indien hij daarop let, kan inzien dat er iets anders wordt verstaan; wat zou het immers zijn, de fundamenten van de aarde te weten, te horen en te verstaan; daaruit kan vaststaan, dat met de fundamenten van de aarde zulke dingen worden aangeduid die van de Kerk zijn.

Dat de aarde in het Woord de Kerk is, blijkt duidelijk uit de plaatsen in het Woord waar de aarde wordt genoemd, zie nr. 9325; en dat de fundamenten ervan de waarheden van het geloof zijn, deze immers zijn voor de Kerk de fundamenten, zoals eveneens kan vaststaan uit de volgende plaatsen, bij David: ‘Zij erkennen niet, noch verstaan zij; zij wandelen in de duisternis; alle fundamenten van de aarde wankelen’, (Psalm 82:5).

Dat niet de fundamenten van de aarde wankelen, maar de waarheden van de Kerk voor hen die niet erkennen, niet verstaan en in de duisternis wandelen, is duidelijk.

Bij dezelfde: ‘De aarde werd geschud en beefde en de fundamenten van de bergen daverden en bewogen zich’, (Psalm 18:8); de bergen zijn de goede dingen van de liefde, nrs. 795, 4210, 6435, 8327; hun fundamenten zijn de waarheden van het geloof.

Bij Jesaja: ‘De sluizen uit de hoogte zijn geopend en de fundamenten van de aarde zijn geschud’, (Jesaja 24:18).

Omdat het fundament het ware van het geloof is en de stad de leer ervan, wordt daarom in het Woord ook van het fundament van de stad gesproken, wanneer het ware van de leer wordt verstaan, zoals bij David: ‘De kolken der wateren verschenen en de fundamenten van de stad werden onthuld, door het schelden van Jehovah’, (Psalm 18:16).

Dat de stad de leer van het ware is, zie de nrs. 402, 2449, 2943, 3216, 4492, 4493.

Daaruit kan vaststaan, wat er wordt aangeduid met de fundamenten van de stad, van het Heilige Jeruzalem, had twaalf fundamenten en in dezelve de namen van de twaalf apostelen van het Lam; de fundamenten van de muur waren met elke kostbare steen versierd’, (Openbaring 21:14-20).

Wie niet weet wat het Heilige Jeruzalem, wat de stad, wat de muur, wat het fundament en wat de twaalf apostelen betekenen, kan niets zien van de verborgenheid die daarin schuilt, terwijl toch onder het Heilige Jeruzalem wordt verstaan de Nieuwe Kerk van de Heer, die op deze, van ons, zal volgen; onder de stad de leer, onder de muur het beschermende en verdedigende ware, onder de fundamenten de waarheden van het geloof, onder de twaalf apostelen alle goedheden van de liefde en alle waarheden van het geloof in een samenvatting.

Daaruit kan vaststaan, waarom er werd gezegd dat er twaalf fundamenten zullen zijn en die versierd waren met elke kostbare steen; de kostbare steen immers is het ware van het geloof vanuit het goede van de liefde, nrs. 114, 3858, 6640, 9476; en de twaalf apostelen zijn alle dingen van de liefde en van het geloof in een samenvatting, nrs. 3488, 3858, 6397; daaruit blijkt, wat daar met de fundamenten wordt aangeduid en eveneens met de fundamenten bij Jesaja: ‘Zie, Ik ben schikkende met spiesglans uw stenen en Ik zal uw fundamenten stellen in saffieren’, (Jesaja 54:11); de saffieren zijn de innerlijke waarheden, nr. 9407.

Bij dezelfde: ‘Jehovah zal Assur slaan met een stok; dan zal elke overgang zijn van de stok van het fundament, op welke Jehovah zal doen rusten’, (Jesaja 30:31,32); de stok van het fundament is de macht van het ware; dat de stok de macht is, zie de nrs. 4013, 4015, 4876, 4936, 6947, 7011, 7026.

Bij Jeremia: ‘Zij zullen van u geen steen nemen voor een hoek of een steen der fundamenten’, (Jeremia 51:26); de steen der fundamenten voor de waarheden van het geloof.

Bij Job: ‘Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte; geef het te kennen indien gij inzicht kent; wie heeft haar maten gezet, indien gij het weet; op wat zijn haar voetstukken, of wie heeft haar hoeksteen gelegd; toen de morgensterren tezamen zongen en al de zonen Gods geschal maakten’, (Job 38:4-7).

Wie niet weet wat in de innerlijke zin betekent de aarde, haar maten, haar voetstukken, en verder wat de hoeksteen, de morgenster en de zonen Gods, ziet daarin niets van de verborgenheid; hij zal geloven dat het de aarde is die wordt verstaan en verder haar fundament, maten, voetstukken en hoeksteen en hij zal in het geheel niet weten wat het is dat de morgensterren zongen en de zonen Gods geschal maakten; maar degene zal uit de duisternis in het licht komen, die weet dat de aarde de Kerk is, haar fundamenten het ware van het geloof, haar maten de staten van het goede en van het ware, de voetstukken de ondersteunende waarheden zelf, de hoeksteen de macht van het ware, de morgensterren de erkentenissen van het goede en van het ware vanuit het goede, de zonen Gods de Goddelijke ware dingen; van deze wordt gezegd dat zij geschal maken, wanneer zij ontstaan, en van de vorige dat zij zingen wanneer zij opkomen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl