Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4984

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4984. En niet wist hij met hem wat ook, behalve het brood dat hij at; dat dit betekent dat het goede daaruit werd toegeëigend, staat vast uit de betekenis van het brood, namelijk het goede, waarover de nrs. 276, 680, 3478, 3735, 4211, 4217, 4735;

en uit de betekenis van eten, namelijk toegeëigend worden, nrs. 3168, 3513, 3596, 3832, 4745.

Dat hij met hem niet wist wat ook behalve het brood, betekent dat hij niets anders opnam dan het goede. Men kan geloven dat wanneer het goede zich het ware toe-eigent, het zo’n ware is als het ware van het geloof is dat het zich toe-eigent, maar het is het goede van het ware; de ware dingen die niet nutten zijn, treden weliswaar toe, maar zij treden niet binnen; alle nutten vanuit de ware dingen zijn de goede dingen van het ware; de ware dingen die niet van het nut zijn, worden afgescheiden en sommige worden behouden en andere verworpen; die behouden worden, zijn die welke binnenleiden tot een verder verwijderd of meer nabij goede en zij zijn de nutten zelf; die worden verworpen, zijn die welke niet binnenleiden en zich ook niet aanhechten. Alle nutten zijn in hun begin de ware dingen van de leer, maar in de voortgang ervan worden zij de goede dingen; en zij worden dan de goede dingen wanneer de mens volgens die handelt; de handeling kwalificeert dus de ware dingen; elke handeling immers daalt neer vanuit de wil en de wil zelf maakt dat datgene het goede wordt wat eerder het ware was. Daaruit blijkt dat het ware met de wil niet langer het ware van het geloof is, maar het goede van het geloof; en dat het ware van het geloof niemand gelukzalig maakt, maar het goede van het geloof; dit immers doet datgene zelf aan wat van het leven van de mens is, namelijk zijn willen en het geeft hem het innerlijk verkwikkelijke of het gezegende en in het andere leven het gelukzalige, dat de hemelse vreugde wordt genoemd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3167

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3167. Dat de woorden ‘en aan de moeder’ betekenen, ook voor het natuurlijk ware, namelijk de daaruit voortvloeiende geestelijk dingen evenals voor het natuurlijk goede, waarover net hiervoor, blijkt uit de betekenis van de moeder, namelijk de Kerk, die vanwege het ware, moeder wordt genoemd, waarover de nrs. 289, 2717. Opdat men zal weten hoe het hiermee is gesteld, dat het natuurlijk goede en het natuurlijk ware geestelijk dingen bezitten, waardoor het ware wordt ingewijd in het goede in het redelijke, zal dit in het kort worden gezegd: iedereen heeft een innerlijk en een uiterlijk , die worden genoemd de innerlijke en de uiterlijke mens. Maar wat de innerlijke mens is en wat de uiterlijke, is weinigen bekend. De innerlijke mens is dezelfde als de geestelijke mens en de uiterlijke is dezelfde als de natuurlijke mens. Het is de geestelijke mens die verstaat en wijs is door de dingen die tot het licht van de hemel behoren, maar de natuurlijke mens door de dingen die tot het licht van de wereld behoren; over beide lichten, zie nr. 3138. Want in de hemel zijn niets dan geestelijke dingen, maar in de wereld niets dan natuurlijke dingen. De mens werd zo geschapen dat de geestelijke en de natuurlijke dingen in hem, dat wil zeggen, zijn natuurlijke en geestelijke mens zouden samenstemmen of één uitmaken, maar dan moest de geestelijke mens alle dingen in de natuurlijke mens rangschikken en de natuurlijke mens moest dan gehoorzamen, zoals een knecht zijn heer. Maar door de val begon de natuurlijke mens zich boven de geestelijke te verheffen en keerde hij dus de Goddelijke orde zelf om en zodoende scheidde de natuurlijke mens zich van de geestelijke af en bezat hij ook niet meer geestelijke dingen dan die, welke konden binnendringen als het ware door spleten en het vermogen tot denken en spreken geven. Maar opdat de geestelijke dingen opnieuw zouden invloeien in de natuurlijke mens, moest hij door de Heer wederverwekt worden, dat wil zeggen het ware uit de natuurlijke mens moest ingewijd worden in en verbonden met het goede in de redelijke mens; wanneer dit plaatsvindt, naderen de geestelijke dingen de natuurlijke mens, want dan vloeit het licht van de hemel in en verlicht de dingen die in de natuurlijke mens zijn, en maakt dat de dingen die daar zijn, het licht ontvangen: de goedheden daarin zoals de warmte van het licht, dat wil zeggen, de liefde en de naastenliefde; het ware echter zoals de stralen van het licht, dat wil zeggen, het geloof; op deze wijze bezitten het natuurlijk goede en het natuurlijk ware daardoor de geestelijke dingen. Dan is het voor het natuurlijk goede alle bekoring en verlustiging, vanwege het einddoel, het geestelijke te dienen, dus de naaste, in meerdere mate het land, nog meer het rijk van de Heer en boven alles de Heer; en het natuurlijk ware is al het leerstellige en het wetenschappelijke, dat als doel heeft wijs te zijn, dat wil zeggen, deze dingen te doen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De Bijbel

 

Leviticus 6:14-18

Studie

      

14 Dit is nu de wet des spijsoffers; een der zonen van Aaron zal dat voor het aangezicht des HEEREN offeren, voor aan het altaar.

15 En hij zal daarvan opnemen zijn hand vol, uit de meelbloem des spijsoffers, en van deszelfs olie, en al den wierook, die op het spijsoffer is; dan zal hij het aansteken op het altaar; het is een liefelijke reuk tot deszelfs gedachtenis voor den HEERE.

16 En het overblijvende daarvan zullen Aaron en zijn zonen eten; ongezuurd zal het gegeten worden in de heilige plaats; in den voorhof van de tent der samenkomst zullen zij dat eten.

17 Het zal niet gedesemd gebakken worden; het is hun deel, dat Ik gegeven heb van Mijn vuurofferen; het is een heiligheid der heiligheden, gelijk het zondoffer en gelijk het schuldoffer.

18 Al wat mannelijk is onder de zonen van Aaron zal het eten; het zij een eeuwige inzetting voor uw geslachten van de vuurofferen des HEEREN; al wat die zal aanroeren, zal heilig zijn.