Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #452

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

452. Ik sprak met geesten die meenden, dat de hemel en de hemelse vreugden daarin bestaan, dat zij de grootste zijn; maar hun werd gezegd, dat in de hemel de grootste is, die de kleinste is, want wie de kleinste wil zijn, heeft de grootste zaligheid, en aangezien hij de grootste zaligheid geniet, die de kleinste is, volgt daaruit, dat hij de grootste is; wat is de grootste zijn anders dan de gelukzaligste zijn?Daarnaar streven de machtigen door hun macht en de rijken door hun rijkdom; en verder werd gezegd, dat de hemel niet daarin bestaat, dat men begeert de kleinste te zijn om de grootste te wezen, want dan streeft en begeert men om de grootste te zijn, maar dat het de hemel is, dat men van harte het welzijn van anderen boven het eigen welzijn beoogt, en anderen wil dienen om hun gelukzaligheid, niet uit zelfzuchtige beweegredenen, maar uit liefde.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2027

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

2027. Dat de woorden ‘en aan uw zaad na u’ betekenen, dat Hij het geven zal aan hen, die geloof in Hem zullen hebben, blijkt uit de betekenis van het zaad, wat het geloof is, waarover in de nrs. 1025, 1447, 1610; namelijk het geloof van de naastenliefde, waarover in de nrs. 379. 389, 654, 724, 809, 916, 1017, 1162, 1176, 1258. Diegenen hebben niet het geloof van de naastenliefde – en zijn hier dus niet bedoeld met het zaad – die verdienste stellen in de daden van hun leven, want zo willen zij niet door de gerechtigheid van de Heer maar uit zichzelf zalig worden. Dat er in hen geen geloof van de naastenliefde is, dat wil zeggen, geen naastenliefde, blijkt hieruit, dat zij zichzelf boven anderen verkiezen, en dus zichzelf en niet de anderen op het oog hebben, dan alleen voor zover dezen hen dienen; en hen die dit niet willen, verachten of haten zij. Op deze wijze ontbinden zij door de eigenliefde en verbinden nooit, en verwoesten zo wat hemels is, namelijk de wederkerige liefde, die het firmament van de hemel is, want daaraan ontlenen de hemel zelf en de gehele aaneengeslotenheid en eensgezindheid daarvan hun bestaan en voortbestaan; want alles wat in het andere leven de eensgezindheid verstoort, is tegen de orde van de hemel zelf, dus beraamt de vernietiging van het geheel. Van dien aard zijn zij, die in de daden van hun leven verdienste stellen en zich de gerechtigheid toe-eigenen; tot deze mensen behoren velen in het andere leven; zij zijn soms blinkend van gelaat als fakkels, maar door een dwaallicht, dat uit de zelfrechtvaardiging voortkomt, maar zij zijn koud. Men ziet hen soms heen en weer rennen en hun eigen verdienste staven vanuit de letterlijke zin van het Woord, terwijl zij de waarheden, die tot de innerlijke zin behoren, haten; nr. 1877. Hun sfeer is er een van op zichzelf gericht zijn, dus vernietigend voor alle voorstellingen, die niet op zichzelf gericht zijn, als op een soort van godheid. De sfeer van velen van zulke geesten tezamen is een zo verscheurende, dat daarin niets dan hatelijkheid en vijandigheid is, want daar eenieder hetzelfde wil, namelijk gediend worden, doodt hij de ander in zijn hart. Sommigen van hen zijn onder diegenen, die zeggen dat zij gewerkt hebben in de wijngaard van de Heer, terwijl zij toch toentertijd voortdurend op eigen voortreffelijkheid, roem en eerbewijzen, alsmede op gewin bedacht waren, en zo voortgaand ook van plan waren de grootsten in de hemel te worden, ja zelfs door de engelen gediend te worden; waarbij zij anderen bij zichzelf vergeleken, in hun hart verachtten en dus met geen wederkerige liefde, waarin de hemel bestaat, maar met eigenliefde vervuld zijn, waarin zij de hemel stellen, want zij weten niet wat de hemel is; zie hierover de nrs. 450, 451, 452, 1594, 1679.

Dezen zijn onder hen, die de eersten willen zijn, maar de laatsten worden, (Mattheüs 19:30; 20:16; Markus 10:31), en die zeggen, dat zij door de naam van de Heer geprofeteerd hebben en vele krachten gedaan hebben, maar tot wie gezegd wordt:

‘Ik ken u niet’, (Mattheüs 7:22, 23). Anders is het gesteld met hen die uit de eenvoud van het hart gemeend hebben de hemel te verdienen en in naastenliefde hebben geleefd; dezen beschouwen het verdienen van de hemel als een belofte en erkennen gewillig dat dit tot de barmhartigheid van de Heer behoort; want het leven van de naastenliefde brengt dit met zich mee; de naastenliefde zelf heeft al het ware lief.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl