Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4378

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4378. En zogende kudden van kleinvee en van grootvee zijn bij mij; dat dit de innerlijke en de natuurlijke goede dingen betekent die nog niet het Goddelijke leven hebben verkregen, staat vast uit de betekenis van de kudden van kleinvee, namelijk de innerlijke goede dingen, nrs. 2566, 3783;

uit de betekenis van de kudden van grootvee, namelijk de uiterlijke of natuurlijke goede dingen, nrs. 2180, 2566, 2781;

en uit de betekenis van de zogende, namelijk eveneens de verse dingen, hier de geestelijke dingen die geboren worden in het natuurlijke; want in de staat van de kindsheid, wanneer de mens wordt wederverwekt, zijn de geestelijke dingen er in potentie, want het geestelijk leven gaat geleidelijk vanuit, onverschillig welke leeftijd, zoals uit een ei voort; de leeftijd van de knapenjaren is als het ware een ei voor de leeftijd van de jongelings- en jongemannenjaren en deze weer als een ei voor de volwassen leeftijd; op deze wijze wordt de mens als het ware aanhoudend geboren; hieruit blijkt wat er wordt verstaan onder de innerlijke en de natuurlijk goede dingen die nog niet het Goddelijk leven hebben verkregen, die hier worden aangeduid door de zogende kudden van kleinvee en van grootvee; zie ook wat eerder over de staat van de kindsheid is gezegd in nr. 4377.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4377

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4377. En hij zei tot hem: Mijn heer weet dat de kinderen teder zijn; dat dit de ware dingen betekent die nog niet het Goddelijke leven hebben verkregen, staat vast uit de betekenis van de kinderen of de zonen, namelijk de ware dingen, nrs. 489, 491, 533, 1147, 2623, 3373;

en uit de betekenis van teder, namelijk de verse dingen, dus die dingen die enig leven verkregen hebben, maar nog niet het echte, hier het Goddelijke leven, omdat er gehandeld wordt over de verheerlijking van de Heer ten aanzien van het Goddelijk Natuurlijke. Dit kan worden toegelicht door de dingen die bij de mens plaatsvinden die wordt wederverwekt, want de wederverwekking van de mens is het beeld van de verheerlijking van de Heer; de mens die wordt wederverwekt, doorloopt evenals de mens die geboren wordt, de leeftijden, namelijk: de kindsheid, de knapenjaren, de jongelingsjaren of de jeugd en de volwassenleeftijd, want de mens die wordt wederverwekt, wordt opnieuw geboren; wanneer hij een klein kind is, hebben de ware dingen bij hem weliswaar leven, maar nog niet het geestelijk leven; het zijn slechts algemene ware dingen zonder de bijzondere en afzonderlijke dingen waarmee dan het goede wordt verbonden, dus alleen uiterlijk, maar niet innerlijk; innerlijk wordt het geleidelijk verbonden, naarmate hij voortgaat in de volgende leeftijden. Het is de staat van die kindsheid die daarmee wordt aangeduid dat de kinderen teder zijn en ook met wat vlak daarop volgt, ‘en zogende kudden van kleinvee en van grootvee zijn bij mij en dreven zij ze af een enige dag, en alle kudden van kleinvee zouden sterven’.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl