Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4300

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Bestudeer deze passage

  
/ 325  
  

Tot nu toe bevat deze vertaling passages tot en met #325. Er wordt waarschijnlijk nog aan gewerkt. Als je op de pijl naar links drukt, vind je het laatste nummer dat vertaald is.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4391

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4391. En maakte hutten voor zijn verwerving; dat dit betekent evenzo in het algemeen voor het goede en het ware toen, staat vast uit de betekenis van de verwerving, namelijk de goede en de ware dingen in het algemeen; en uit de betekenis van hutten en tenten maken, namelijk iets eenders als een huis bouwen, namelijk een aanwassing van het goede uit het ware ontvangen, met dit verschil dat een huis bouwen minder algemeen is, dus innerlijk en hutten of tenten maken meer algemeen is, dus uiterlijk; het eerstgenoemde was voor henzelf, namelijk voor Jakob, voor zijn vrouw en kinderen, het laatstgenoemde voor de dienstknechten, de kudden van kleinvee en van grootvee; hutten of tenten in het Woord betekenen eigenlijk het heilige van het ware en zij worden daarin onderscheiden van de tabernakels, die eveneens tenten worden genoemd; dat deze laatste het heilige van het goede betekenen, nrs. 414, 1192, 2145, 2152, 4128;

de eerstgenoemde worden in de oorspronkelijke taal Sukkoth genoemd, deze echter Ohalim; het heilige van het ware is het goede dat uit het ware is. Dat dit de betekenis van de hutten of de tenten is die Sukkoth worden genoemd, blijkt ook uit de volgende plaatsen in het Woord; bij David:

‘Jehovah God reed op een cherub en vloog en Hij voer op de vleugelen des winds; duisternissen zette Hij tot Zijn verberging en Zijn omtrekken tot Zijn tent, duisternissen der wateren, wolken der hemelen’, (Psalm 18:11, 12);

en elders:

‘Hij boog de hemelen toen Hij nederdaalde en dichte duisternissen waren onder Zijn voeten; en Hij reed op een cherub en vloog en Hij voer op de vleugelen des winds en Hij zette duisternissen rondom Zich tot tenten, bindingen der wateren, wolken der hemelen’, (2 Samuël 22:10-12), waar gehandeld wordt over de Goddelijke Openbaring of het Woord. ‘Hij boog de hemelen toen Hij nederdaalde’, staat voor de innerlijke dingen verbergen; ‘dichte duisternissen waren onder Zijn voeten’, wil zeggen dat die dingen die aan de mens verschijnen, naar verhouding duisternissen zijn; de letterlijke zin van het Woord is zodanig; ‘rijden op een cherub’ wil zeggen dat het zo is voorzien; ‘duisternissen rondom Zich zetten tot tenten’ of ‘Zijn omtrekken tot Zijn tent’, wil zeggen het heilige van het ware in het verborgene, namelijk binnenin de letterlijke zin; de bindingen der wateren en de wolken der hemelen zijn het Woord in de letter; dat de wolken der hemelen het Woord in de letter zijn, zie de voorrede tot hoofdstuk 18 van Genesis en nr. 4060. Iets eenders wordt aangeduid door het volgende bij Jesaja:

‘Jehovah zal over alle habitakel van de berg Zions en over zijn samenroepingen, scheppen een wolk des daags en een rook en de glans des vuurs der vlam des nachts, want over alle heerlijkheid zal een beschutting wezen; en er zal een tent zijn tot een schaduw des daags en tot een toevlucht en tot een verberging tegen de overstroming en de regen’, (Jesaja 4:5, 6);

de wolk is ook hier de letterlijke zin van het Woord en de heerlijkheid de innerlijke zin, zoals ook bij, (Mattheüs 24:30; Markus 13:26; Lukas 21:27);

ook hier staat de tent voor het heilige van het ware. Dat gezegd wordt dat de innerlijke ware dingen in het verborgene zijn, heeft als oorzaak, dat men ze, indien ze onthuld waren, dan ontwijd zou hebben; zie de nrs. 3398, 3399, 4289; wat ook door de volgende woorden bij David uiteengezet wordt:

‘Gij verbergt hen in het verholene Uwer aangezichten, voor de verraderlijke raadslagen des mans; Gij versteekt hen in een tent voor de twist der tongen’, (Psalm 31:21). Dat de tent het heilige van het ware is, blijkt ook bij Amos:

‘Te dien dage zal Ik de gevallen tent van David oprichten en Ik zal de scheuren dichten en de vernietigde dingen oprichten en Ik zal bouwen als in de dagen der eeuwigheid’, (Amos 9:11);

‘de gevallen tent van David oprichten’, wil zeggen het heilige van het ware herstellen nadat het vergaan is; David staat voor de Heer met betrekking tot het Goddelijk Ware, nr. 1888, want de koning is het Goddelijk Ware, nrs. 2015, 2069, 3009. Omdat de tent het heilige van het ware betekende en tenten bewonen de eredienst daaruit betekende, was daarom het feest der tenten, dat ‘het feest der tabernakelen’ wordt genoemd, in de Joodse en Israëlitische ingesteld, (Leviticus 23:34, 42, 43; Deuteronomium 16:13, 16), waar dat feest ook ‘het feest Sukkoth’ of ‘het feest der tenten’ wordt genoemd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl