Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4298

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4298. En Jakob noemde de naam van de plaats Peniël; dat dit de staat van de verzoekingen betekent, staat vast uit de samenhang; oudtijds werden aan plaatsen waar iets bijzonders voorviel, namen gegeven en deze namen waren tekenend voor de zaak die daar voorviel en voor de staat ervan, nrs. 340, 2643, 3422; aan deze plaats werd een naam gegeven die de staat van de verzoekingen betekende, want de staat van de verzoekingen wordt hier beschreven door de worsteling en het kampen van Jakob; Peniël betekent in de oorspronkelijke taal ‘de aangezichten van God’ ; dat ‘de aangezichten van God’ zien, wil zeggen, de zwaarste verzoekingen doorstaan, zal in wat volgt worden ontvouwd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #245

Bestudeer deze passage

  
/ 325  
  

245. Iedereen bij wie de kerk is wordt gezaligd, maar iedereen bij wie de kerk niet is, wordt verdoemd.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3887

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3887. In de hemel of in de Grootste Mens zijn twee rijken: het ene wordt het hemelse genoemd, het andere het geestelijke; het hemelse rijk is samengesteld uit engelen die hemelse engelen worden genoemd en het zijn degenen die in de liefde tot de Heer zijn geweest en vandaar in alle wijsheid, want zij zijn meer dan de anderen in de Heer en vandaar meer dan de anderen in de staat van vrede en onschuld; zij verschijnen aan de anderen als kleine kinderen, want de staat van vrede en onschuld brengt die schijn teweeg; al wat daar is, leeft als het ware voor hen, want wat rechtstreeks uit de Heer komt, dat leeft; dit is het hemelse rijk. Het andere rijk wordt het geestelijk rijk genoemd; dit is samengesteld uit engelen die de geestelijke engelen worden genoemd en daar zijn degenen die in het goede van de naastenliefde jegens de naaste zijn geweest; zij stellen de verkwikking van het leven daarin, dat zij aan anderen kunnen weldoen zonder vergelding; dit is voor hen de vergelding dat zij aan anderen het goede mogen doen; hoe meer zij dit willen en verlangen, in des te groter inzicht en geluk zijn zij, want eenieder wordt in het andere leven met inzicht en geluk begiftigd uit de Heer al naar het nut dat hij vanuit de aandoening van de wil betracht; dit is het geestelijk rijk. Zij die in het hemelse rijk van de Heer zijn, behoren allen tot het gebied van het hart en zij die in het geestelijk rijk zijn, behoren allen tot het gebied van de long. Het is met de invloeiing uit het hemelse rijk in het geestelijke evenzo gesteld als met de invloeiing van het hart in de longen en verder ook met de invloeiing van alle dingen die tot het hart behoren in de dingen die tot de longen behoren; want het hart regeert het gehele lichaam en in de afzonderlijke dingen ervan door de bloedvaten en de long regeert eveneens in de afzonderlijke dingen ervan door de ademhaling; vandaar is overal in het lichaam als het ware een invloeiing van het hart in de longen, maar overeenkomstig de vormen daar en overeenkomstig de staten; daaruit ontstaat alle gevoel, maar ook elke handeling die aan het lichaam eigen is; dit kan ook blijken uit de embryo’s en de pas geboren kinderen; dezen kunnen niet enig lichamelijk gevoel hebben, noch enige handeling doen door de wil, voordat hun longen zijn geopend en vandaar de invloeiing van het ene in het andere is gegeven; in de geestelijke wereld is het evenzo gesteld, maar met dit verschil dat daar geen lichamelijke en natuurlijke dingen zijn, maar hemelse en geestelijke, die het goede van de liefde en het goede van het geloof zijn; vandaar zijn de bewegingen van het hart bij hen overeenkomstig de staten van de liefde en de bewegingen van de ademhaling overeenkomstig de staten van het geloof; de invloeiing van het ene in het andere maakt dat zij geestelijk voelen en geestelijk handelen. Deze dingen kunnen de mens wel niet anders dan als ongerijmdheden voorkomen, omdat hij van het goede van de liefde en het ware van het geloof geen andere voorstelling heeft dan dat het zekere abstracte dingen zijn zonder de macht om iets uit te werken, terwijl toch het tegendeel het geval is, namelijk dat daaruit alle inzicht en gevoel is en alle kracht en handeling, ook in die welke in de mens zijn.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl