Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4120

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4120. Dat Jakob gevlucht was; dat dit de scheiding betekent, staat vast uit de betekenis van vluchten, te weten gescheiden worden, waarover eerder in de nrs. 4113, 4114.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #10336

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

10336. En in het hart van elke wijze van hart heb Ik gegeven wijsheid; dat dit betekent, allen die het goede en ware willen en doen ter wille van het goede en het ware, staat vast uit de betekenis van het hart, namelijk het binnenste van de mens, dat diens wil wordt genoemd; en omdat datgene wat van de wil van de mens is dat wat van zijn liefde is, wordt daarom met het hart ook de liefde aangeduid.

Dat het hart de liefde is, zie de nrs. 3635, 3883-3896, 9050 en dat het de wil is, nrs. 2930, 3888, 7542, 8910, 9113, 9300, 9495; uit de betekenis van de wijze van hart, namelijk degene die het goede en ware liefheeft ter wille van het goede en ware, want het is van de wijze en het is de wijsheid, om vanuit de liefde de ware dingen te doen, nr. 10331 en het is van de wijze van hart en het is de wijsheid van het hart om vanuit de liefde het goede te doen; en uit de betekenis van wijsheid geven in het hart, namelijk vanuit de Heer die dingen doen, dus vanuit het goede van de liefde, want het goede van de liefde is uit de Heer.

Al dezen immers willen en doen het goede en het ware ter wille van het goede en het ware, aangezien het goede en het ware van het goede, de Heer bij hen zijn; de dingen immers die uit Hem zijn, dus die van Hem zijn, zijn eveneens Hijzelf.

Vandaar is het, dat er wordt gezegd dat de Heer is het Goede Zelf en het Ware Zelf.

Dat de Heer het Goede Zelf is, staat vast uit de woorden van de Heer: ‘Wat heet gij Mij goed, niemand is goed dan Eén, God’, (Mattheüs 19:16,17; Lukas 18:18,19) en waar de goede dingen van de liefde en van de naastenliefde worden opgesomd: ‘Voor zoveel als gij het een van deze van deze Mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’, (Mattheüs 25:40).

Dat broeders degenen worden genoemd die in het goede zijn, abstract dus: de goede dingen, zie de nrs. 2360, 3803, 3815, 4121, 5409; dus de broeders van de Heer zij die in het goede zijn uit Hem, nrs. 4191, 5686, 5692, 6756; en dat de Heer het Ware Zelf is: ‘Jezus zegt: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’, (Johannes 14:6); en elders: ‘Wanneer zal zijn gekomen de Geest der Waarheid, zo zal Hij u leiden in alle waarheid; niet zal Hij spreken uit Zichzelf; vanuit het Mijne zal Hij ontvangen en het u verkondigen’, (Johannes 16:13-15).

Daaruit blijkt, wat de wijsheid in het hart geven is.

Iets eenders wordt ook verstaan onder de wet schrijven op het hart, bij Jeremia: ‘Ik zal Mijn wet geven in het midden van hen en Ik zal die op hun hart schrijven en zij zullen niet meer leren, de man zijn genoot of de man zijn broeder, al zeggende: Kent Jehovah; allen immers zullen Mij kennen’, (Jeremia 31:33,34).

De wet op het hart schrijven, is het Goddelijk Ware aan de wil, dus aan de liefde ingeven; en wanneer dit plaatsvindt, wordt het Goddelijk Ware niet langer uit het geheugen tevoorschijn gehaald, maar vanuit het goede zelf van de liefde doorvat.

Daarom wordt er gezegd: ‘Zij zullen niet meer leren, de man zijn genoot of de man zijn broeder, al zeggende: Kent Jehovah; allen immers zullen mij kennen’.

Dat de hemelse engelen, die in de binnenste hemel zijn, zodanig zijn, zie ook nr. 9277.

Het zal in het kort worden gezegd, wat is het goede en het ware willen en doen ter wille van het goede en het ware, wat wordt aangeduid met de wijsheid geven in het hart van elke wijze van hart.

Allen die de Heer liefhebben boven alle dingen en de naaste zoals zichzelf, doen het goede en het ware ter wille van het goede en het ware; het goede en het ware immers zijn de Heer Zelf, zoals eerder is gezegd.

Daarom, wanneer zij het goede en het ware liefhebben, dat wil zeggen, wanneer zij die vanuit de liefde willen en doen, hebben zij de Heer lief.

Ook degenen die de naaste liefhebben zoals zichzelf, aangezien de naaste in de universele zin het goede en het ware is; de naaste immers is de medeburger, het gezelschap, het vaderland, de Kerk en het rijk van de Heer; en de naaste liefhebben, is die goed willen of het goede ervan willen.

Daarom is het het goede ervan dat moet worden geliefd en wanneer dit wordt geliefd, wordt de Heer geliefd, omdat uit Hem dit goede is.

Daaruit blijkt, dat de liefde jegens de naaste, die de naastenliefde wordt genoemd, in zich heeft, de liefde tot de Heer.

Indien deze liefde niet daarin is, dan wordt de medeburger, het gezelschap, het vaderland, de Kerk en het rijk van de Heer, geliefd ter wille van zich en dan wordt er niet geliefd vanuit het goede, maar vanuit het boze; want alles wat is uit de mens ter wille van zich als einddoel, is uit het boze.

De naaste liefhebben ter wille van zich, is ter wille van het gewin en de eer als einddoelen.

Het is het einddoel dat bepaalt of iets vanuit het goede is dan wel vanuit het boze; want het einddoel is de liefde; wat immers de mens liefheeft, dat heeft hij tot einddoel; het einddoel is ook de wil, want dat wat de mens wil, heeft hij lief; vandaar is het einddoel ter wille waarvan, of de bedoeling, de mens zelf; want zodanig is de mens hoedanig zijn wil is en hoedanig zijn liefde is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl