Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4099

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4099. En etende heeft hij ook ons zilver gegeten; dat dit betekent dat het ware van die aandoeningen zou verteren indien zij niet gescheiden werden, staat vast uit de betekenis van eten, namelijk verteren; en uit de betekenis van het zilver, namelijk het ware, nrs. 1551, 2954.

Dat ‘ons zilver’ wil zeggen het ware van die aandoeningen, is duidelijk, want door Rachel en Lea worden de aandoeningen van het ware aangeduid, zoals eerder hier en daar werd getoond. Wat deze dingen behelzen, kan men ook niet weten tenzij men weet hoe het gesteld is met de goede en ware dingen die door het goede als middel worden ingeboezemd, of tenzij men weet hoedanig de gezelschappen van de geesten zijn die als middellijk goede van dienst zijn; de gezelschappen van de geesten die als middellijk goede van dienst zijn, zijn die, die in de wereldse dingen zijn; maar de gezelschappen van de engelen die van dienst zijn om de aandoeningen van het ware binnen te leiden, zijn niet in wereldse dingen, maar in hemelse dingen; deze beide gezelschappen werken bij de mens die wordt wederverwekt; voor zoveel als de mens door de engelen in de hemelse dingen wordt ingewijd, voor zoveel worden de geesten die in de wereldse dingen zijn, verwijderd en indien zij niet verwijderd worden, dan worden de ware dingen verstrooid; want de wereldse en de hemelse dingen stemmen overeen bij de mens wanneer de hemelse dingen over de wereldse dingen heersen; maar zij stemmen niet samen wanneer de wereldse dingen over de hemelse dingen heersen; wanneer zij samenstemmen, dan worden de ware dingen in het natuurlijke van de mens vermenigvuldigd; maar wanneer zij niet samenstemmen, dan worden zij verminderd, ja zelfs verteerd, omdat de wereldse dingen de hemelse dingen verduisteren en ze dan in twijfel brengen, maar wanneer de hemelse dingen de heerschappij voeren, dan verlichten zij de wereldse dingen en stellen ze in een helder licht en nemen de twijfels weg; die dingen hebben de heerschappij die boven het andere worden geliefd. Hieruit kan blijken wat daaronder wordt verstaan dat het ware van de aandoeningen zou verteren indien zij niet gescheiden werden, wat wordt aangeduid door ‘etende heeft hij ons zilver gegeten’.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2955

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

2955. Dat de woorden ‘ik zal mijn dode begraven’ betekenen, dat zij uit de nacht zouden opkomen en levend gemaakt worden, blijkt uit de betekenis van begraven worden en van de dode, waarover eerder in de nrs. 2917, 2923, 2925, 2931, 2948; hier worden zij levend gemaakt genoemd, omdat zij bezig zijn voor te gaan in het ontvangen van het geloof; want uit het geloof, namelijk uit het goede daarvan, ontvangen zij het leven; er is geen leven ergens anders vandaan. Dat de woorden ‘ik zal mijn dode begraven’ het opkomen uit de geestelijke nacht en de levendmaking betekenen, komt ook daarvandaan, dat wanneer een eerdere Kerk gestorven is, in haar plaats door de Heer een nieuwe wordt opgewekt; dus wordt in de plaats van de dood leven gegeven en in de plaats van de nacht wordt het morgen; en het is ook daarvandaan, dat bij eenieder, die hervormd en geestelijk wordt, zijn dode als het ware begraven wordt en het nieuwe, dat levend is, wederopstaat, dus verrijst, in de plaats van de nacht bij hem of in de plaats van de duisternis en de koude, de morgen met zijn licht en zijn warmte. Vandaar is het dat er bij de engelen die in het leven van de Heer zijn, in plaats van de voorstelling bij de mens ten aanzien van de begrafenis van een dode, de voorstelling is van de wederopstanding en van een nieuw leven. En zo is het ook ingesteld, want er is altijd de een of andere Kerk op aarde en wanneer de oude de geest geeft en het nacht wordt, verrijst ergens anders een nieuwe Kerk en wordt het morgen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4442

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4442. En Hemor, de vader van Sichem, ging uit tot Jakob, om met hem te spreken; dat dit de beraadslaging betekent over het ware van die Kerk, staat vast uit de uitbeelding van Hemor, de vader van Sichem, te weten het ware van de Ouden, nrs. 4430, 4431;

uit de uitbeelding van Jakob, namelijk de uiterlijke Oude Kerk, nr. 4439;

en uit de betekenis van met hem spreken, te weten beraadslagen; vandaar wordt met die woorden de beraadslaging over het ware van die Kerk aangeduid. Wie niet weet dat namen in het Woord dingen betekenen, zal zich verwonderen dat met deze woorden ‘Hemor, de vader van Sichem, ging uit tot Jakob, om met hem te spreken’ de beraadslaging wordt aangeduid van het ware van de Kerk bij de Ouden met het ware dat volgens de Oude Kerk was die bij de nakomelingen van Jakob moest worden geïnstaureerd; maar degene die weet dat de innerlijke zin van het Woord zodanig is, zal zich niet verwonderen; en zelfs zullen dit diegenen niet die zich met de schrijftrant bij de Ouden uit hun boeken hebben vertrouwd gemaakt; het was immers iets gewoons bij hen om de dingen als het ware in samenspraak te laten optreden, zoals de wijsheid, het inzicht, de wetenschappen en eendere dingen; en eveneens om daaraan namen te geven waarmee zulke dingen werden aangeduid; de goden en de halfgoden van de ouden zijn niets anders geweest en eveneens de personen die zij uitdachten om dingen historisch samen te schikken; de oude Sofisten hadden deze gewoonte overgenomen van de Oude Kerk, die over een groot deel van de Aziatische wereld was verspreid, nrs. 1238, 2385; want zij die van de Oude Kerk waren, pasten de heilige dingen door uitbeeldende en aanduidende dingen samen; de Oude Kerk kreeg dit uit de mond van de Oudsten die vóór de vloed leefden, nrs. 920, 1409, 1977, 2896, 2897;

en dezen hadden het vanuit de hemel, want zij hadden vergemeenschapping met de hemel, nrs. 784, 1114-1125.

De eerste hemel immers, die de laatste van de drie is, is in zulke uitbeeldende en aanduidende dingen; vandaar komt het dat het Woord in zo’n stijl is geschreven; maar het Woord heeft op de geschriften van de Ouden dit eigenaardige voor: dat de afzonderlijke dingen in een ononderbroken reeks de hemelse en de geestelijke dingen van het rijk van de Heer uitbeelden en in de hoogste zin de Heer zelf; en dat de historische dingen zelf ook zodanig zijn; en wat meer is, dat het werkelijke overeenstemmingen zijn en deze zijn continu door de drie hemelen uit de Heer.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl