Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4098

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4098. Zijn wij niet vreemden van hem geacht, omdat hij ons heeft verkocht; dat dit betekent dat het hen vervreemd heeft, zodat zij er niet langer toe behoorden, staat vast uit de betekenis van ‘als vreemden geacht worden’, namelijk vervreemd worden; en uit de betekenis van verkopen, namelijk zozeer vervreemden dat zij er niet langer toe behoren.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2954

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

2954. Dat de woorden ‘ik zal het zilver des velds geven, neem het van mij aan’ de verlossing betekenen ten aanzien van de waarheden van de Kerk, die van de Heer komen, blijkt uit de betekenis van zilver geven, namelijk verlossen door het ware, waarover eerder in nr. 2937, want het zilver is het ware, nr. 1551;

uit de betekenis van het veld, namelijk de Kerk en eveneens de leer van het ware, waarover de nrs. 368, 2936;

en uit de betekenis van ‘van mij aannemen’, namelijk het wederkerige bij hen die van de Kerk zijn; het wederkerige is het geloof dat de verlossing van de Heer alleen is. Wat de verlossing betreft, deze is hetzelfde als de hervorming en de wederverwekking en vandaar de bevrijding van de hel en de zaligmaking. De verlossing of hervorming en zaligmaking van de mensen van de geestelijke Kerk gebeurt door het ware, maar die van de mensen van de hemelse Kerk door het goede. De redenen hiervan zijn eerder herhaaldelijk aangegeven, namelijk dat de geestelijken niets van de wil tot het goede hebben, maar dat zij daarvoor in de plaats begiftigd zijn met het vermogen om te verstaan wat het goede is; het is het verstand van het goede, dat voornamelijk het ware wordt genoemd en wel het ware van het geloof; maar dit te willen en vandaar dit te doen is het, wat het goede wordt genoemd. De geestelijken worden dus door het verstand van het goede of wat hetzelfde is, door het ware, in de wil tot het goede binnengeleid, of wat hetzelfde is, in het goede; maar niet in iets van de wil tot het goede uit zichzelf, want alle wil tot het goede is bij hen verloren gegaan, nrs. 895, 927, 2124, maar in een nieuwe wil, die zij van de Heer ontvangen, nrs. 863, 875, 1023, 1043, 1044;

en wanneer zij deze wil ontvangen hebben, worden zij in het bijzonder verlosten genoemd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4989

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4989. En zij zei: Lig bij mij; dat dit betekent dat het de verbinding begeerde, staat vast uit de betekenis van ‘bij mij liggen’, namelijk de verbinding, te weten van het geestelijk natuurlijk goede, dat nu Jozef is, met het niet geestelijk natuurlijk ware, dat de echtgenote van zijn heer is, maar de onwettige verbinding. De verbindingen van het goede met het ware en van het ware met het goede worden in het Woord beschreven door huwelijken; zie de nrs. 2727-2759, 3132, 3665, 4434, 4837. Vandaar komt het dat de onwettige verbindingen worden beschreven door hoererijen; hier dus de verbinding van het niet geestelijk natuurlijk ware met het geestelijk natuurlijk goede daarmee dat de echtgenote van zijn heer bij hem wilde liggen. Er is geen verbinding hiervan in de innerlijke dingen, maar alleen in de uiterlijke, waarin zij als een verbinding verschijnt, maar het is alleen een aanverwantschap; vandaar komt het ook dat zij hem bij zijn kleed greep en dat hij het kleed in haar hand liet; met het kleed immers wordt in de innerlijke zin het uiterlijke aangeduid, waardoor er als het ware verbinding of waardoor er aanverwantschap is, zoals men ver bij de verzen 12 en 13 zal zien. Dat deze dingen worden aangeduid, kan men niet zien zolang het gemoed of het denken in de historische dingen wordt gehouden; dan immers denkt men over niets anders dan over Jozef, over de echtgenote van Potifar, over de vlucht van Jozef met achterlating van het kleed; maar indien het gemoed of het denken zou worden gehouden in de dingen die worden aangeduid met Jozef, de echtgenote van Potifar en met het kleed, dan zou men bemerken dat eveneens hier over een zekere onwettige geestelijke verbinding wordt gehandeld; en dan kan het gemoed of het denken worden gehouden in de dingen die worden aangeduid, indien men slechts gelooft dat het historische Woord niet Goddelijk is vanwege het louter historische, maar vanwege dat in het historische het geestelijke en het Goddelijke is. En indien men dit geloofde, zou men weten dat het geestelijke en het Goddelijke daarin over het goede en het ware handelt dat van de Kerk en van het rijk van de Heer is, en in de hoogste zin over de Heer Zelf. Wanneer de mens in het andere leven komt, wat terstond na de dood plaatsvindt, dan zal hij, indien hij tot diegenen behoort die in de hemel worden geheven, weten, dat hij niets uit de historische dingen van het Woord onthoudt en zelfs niet eens iets weet over Jozef, noch over Abraham, Izaäk en Jakob, maar alleen over de geestelijke en de Goddelijke dingen die hij vanuit het Woord heeft geleerd en op zijn leven heeft toegepast; zodanig zijn dus die dingen die van binnen in het Woord zijn en die de innerlijke zin ervan worden genoemd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl