370. En Jehovah zei tot Kaïn: Waar is Abel, uw broeder? En hij zei: Ik weet het niet, ben ik mijns broeders hoeder? Jehovah zei tot Kaïn, betekent een zekere gewaarwording van binnen uit, welke ten aanzien van de naastenliefde, of Abel zijn broeder, een innerlijke stem liet horen; dat hij zei:
‘Ik weet het niet, ben ik mijns broeders hoeder’, betekent, dat hij de naastenliefde, waaraan hij niet dienstbaar wilde zijn, teniet deed, en dat hij dus zo alles wat tot de naastenliefde behoorde, geheel en al verwierp. Van dien aard is hun leer geworden.